Social work kan zich momenteel niet beklagen over een gebrek aan politieke aandacht. Vorige week stond de wet gemeentelijke schuldhulpverlening op de agenda. Door een veelheid aan andere actualiteiten ben ik er tot nu toe niet aan toegekomen dit onderwerp te bespreken. De wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening is bedoeld om een wettelijk fundament te leggen onder de schuldhulpverlening.
Natuurlijk kennen we in Nederland al geruime tijd de WSNP, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Als iemand er in het zogeheten “minnelijke traject” niet in slaagt tot overeenstemming te komen met zijn schuldeisers kan hij via de rechtbank een beroep doen op de WSNP. De rechter benoemt dan een bewindvoerder die er op toeziet dat gedurende een periode van – in de meeste gevallen – drie jaar de afloscapaciteit (heel kort door de bocht gezegd: alles boven 90% van de bijstandsnorm) ingezet wordt voor aflossing van schulden. En natuurlijk moeten ook bezittingen te gelde worden gemaakt en ingezet voor de aflossing.
Voor het voortraject, het “minnelijke” traject is echter wettelijk gezien maar weinig geregeld. En zo kan het bijvoorbeeld voorkomen dat het aanbod aan schuldhulpverlening er in verschillende gemeenten heel uiteenlopend uitziet. En dat je in de ene gemeente binnen twee weken geholpen wordt, terwijl je ergens anders na een half jaar nog niet aan de beurt bent. En dat terwijl veel mensen zich pas melden als de situatie eigenlijk al uit de hand gelopen is.
Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat schuldhulpverlening een integraal karakter moet hebben. Dat wil zeggen dat er, behalve voor het oplossen van de schulden, ook aandacht moet zijn voor andere omstandigheden die met die schulden verband kunnen houden: relatieproblemen, een ongunstige woonsituatie, problemen met de gezondheid, verslaving enzovoorts. Dat geldt des te sterker als die omstandigheden mogelijk de oorzaak zijn van de schulden.
Gemeenten moeten voor een aantal jaren (maximaal vier) een beleidsplan vaststellen waarin ze doelen, acties, beoogde resultaten en maatregelen om de kwaliteit te borgen beschrijven. Verder moet het plan beschrijven welke maatregelen men denkt te nemen om schulden te voorkomen en wat de maximale wachttijd is voor het eerste gesprek. De wachttijd mag echter maximaal vier weken zijn (drie werkdagen bij een bedreigende situatie – en geloof me, dan heb je het over een flink deel van de aanvragen).
De wet stelt dat schuldhulpverlening breed toegankelijk moet zijn en dat er op voorhand geen groepen uitgesloten mogen worden. En daar wordt het interessant want Léon de Jong van de PVV, niet gehinderd door al te veel kennis (MBO-facilitaire dienstverlening en een afgebroken opleiding NIMA-A), wil dat mensen pas na een verblijf van tien jaar in Nederland in aanmerking komen voor schuldhulpverlening. Deze volksvertegenwoordiger, die zelf acht jaar geleden van school kwam vindt dat iemand na tien jaar pas voldoende bijgedragen heeft aan de samenleving om een beroep te doen op schuldhulpverlening. (Onduidelijk is nog of door iemands brievenbus pissen ook als bijdrage aan de samenleving geldt.)
Wat Léon over het hoofd ziet is dat schuldhulpverlening niet in de eerste plaats een dienst aan de schuldenaar is, maar een middel om op een evenwichtige manier te voldoen aan de rechten van de schuldeisers, zonder daarbij de belangen van de schuldenaar uit het oog te verliezen. Met andere woorden: als je mensen uitsluit van schuldhulpverlening dupeer je daarmee ook de kleine zelfstandige die nog geld van hem tegoed heeft. Dan wordt het ieder voor zich en profiteren alleen de incassobureaus.
Een andere ontwikkeling die met het aantreden van dit kabinet wel waarschijnlijk geworden is is dat men mogelijk naar een systeem wil waarbij iemand maar één keer een beroep kan doen op schuldhulpverlening. In de financiële paragraaf van het regeerakkoord is een bezuiniging van 20 miljoen euro op de schuldhulpverlening ingeboekt. Die zou bereikt kunnen worden door een “gerichter en selectiever” toepassing van de schuldhulpverlening. Van ambtenaren op het Ministerie hoorde ik dat dat gaat betekenen dat men maar eenmaal gebruik mag maken van schuldhulpverlening. Daarvoor gelden dezelfde bezwaren als voor het voorstel van Léon.
Maar daarnaast kun je je ook afvragen of de schuldhulpverlening anno 2011 wel professioneel genoeg is om dat waar te maken. Op dit moment heeft de schuldhulpverlening een succespercentage van 9% (hoewel er erg met cijfers gegoocheld wordt). Eén op de elf aanvragen leidt tot een succesvolle regeling. En in mijn onderzoek naar de ervaringen van psychiatrische patiënten met schuldhulp kom ik soms verhalen tegen waarvan ik denk: hoe is het mogelijk! Natuurlijk vormen psychiatrische patiënten ook niet de gemakkelijkste doelgroep, maar juist integrale schuldhulpverlening zou daar op in moeten spelen. Dus zolang de schuldhulpverlening nog niet beter op orde is zou je mensen ook niet mogen uitsluiten wanneer een hulpverleningstraject niet succesvol afgesloten wordt.
Een ander punt van discussie vormt het zogeheten moratorium. Het CDA wil een “wapenstilstand” afkondigen op het moment dat iemand een aanvraag indient voor schuldhulpverlening. Schuldeisers zouden vanaf dat moment hun incassomaatregelen moeten stopzetten, totdat ze een voorstel voor een regeling krijgen. Op zichzelf klinkt dat sympathiek, want de incassokosten kunnen meer zijn dan de hoofdsom. Maar vanuit de schuldhulpverlening klinkt veel kritiek: er is een vrij grote groep hulpvragers die, als de druk eenmaal van de ketel is, snel weer afhaakt. Ik herken dat uit de tijd dat ik schuldhulpverlener was. Je moet in het begin een tijdlang de druk op de ketel houden om te onderzoeken of je de motivatie van de cliënt kunt aanboren. Haal je de druk er vanaf, bijvoorbeeld door de huurschuld alvast te betalen, dan gaat een flink aantal cliënten gewoon weer over tot de orde van de dag. De VVD is, om heel andere redenen, ook tegen een moratorium. Die partij vindt dat met een moratorium kleine middenstanders onnodig in de problemen kunnen komen.
Inmiddels heeft de VNG, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, haar steun aan het voorstel ingetrokken. De VNG vindt dat de opmerking over de “gerichte en selectieve” toepassing van de schuldhulpverlening de beleidsvrijheid van de gemeenten aantast. Gemeenten willen zelf bepalen wie wel en niet voor schuldhulp in aanmerking komen.
Zelf raak ik er steeds meer van overtuigd dat schuldhulpverlening, zoals we die nu organiseren, een doodlopende weg is. We nemen de cliënt alles uit handen, zodat hij maar zo weinig mogelijk brokken kan maken en we geven hemzelf geen enkele verantwoordelijkheid. Het enige wat hij hoeft te doen is uitkomen met de 50 euro leefgeld die hij per week krijgt. Ik denk dat we net als in de rest van de hulpverlening meer gebruik zullen moeten maken van de eigen kracht van de cliënt en zijn netwerk. In Amsterdam wordt al geëxperimenteerd met Eigen Krachtconferenties rond mensen met schulden.
Bekijk het filmpje Did You Know? over schulden in Nederland
Lees de handleiding van de VNG: Schuldhulpverlening - strategische keuzes voor gemeenten
Lees het VNG-dossier Schuldhulpverlening
Of lees de weblog van Jorieke die al een tijd in de WSNP zit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten