Totaal aantal pageviews

zondag 30 januari 2011

Oliver Burkeman: how to become slightly happier

De Royal Society for the Encouragement of Arts, Manufactures and Commerce (kortweg RSA) is een eerbiedwaardig gezelschap dat zich sinds meer dan 250 jaar profileert als “a cradle of enlightenment thinking and a force for social progress”. Ik kan dat wel gaan vertalen, maar zo mooi als de RSA kan ik het nooit formuleren. De RSA stimuleert het publieke debat door vooraanstaande wetenschappers, politici en andere deskundigen lezingen te laten verzorgen over actuele onderwerpen. Een aantal van die lezingen wordt opgenomen en online gezet.

Oliver Burkeman
Onlangs hield Oliver Burkeman voor de RSA een lezing met de intrigerende titel: “How to become slightly happier.” Niet happier dus, nee: slightly happier. Ik waardeer mensen die die zich bescheiden opstellen, dus ik besloot zijn lezing (een klein half uur) te bekijken. Burkeman is journalist bij The Guardian en hij is precies zoals je je een journalist van een Engelse kwaliteitskrant voorstelt. Hij is welbespraakt, spreekt prachtig Engels en is begiftigd met dat prachtige onderkoelde gevoel voor humor dat wij van ontwikkelde Britten verwachten. 

Burkeman heeft in de Guardian een rubriek waarin hij wekelijks schrijft over sociale psychologie, de zelfhulpcultuur en de psychologie van het geluk. De RSA had hem gevraagd een lezing te houden over zijn onderzoek naar de geluksindustrie. Het lag dus voor de hand dat hij figuren als Stedman Graham (de gewezen partner van Oprah), Wayne W. Dyer en Rhonda Byrne (auteur van The Secret) genadeloos zou fileren. Dat deed hij ook wel, maar zijn verhaal was genuanceerder dan verwacht.

De zelfhulpliteratuur is overigens gevarieerder dan bovenstaand rijtje suggereert. Er zijn wel degelijk ook populaire boeken die gebaseerd zijn op serieus (cognitief-)psychologisch onderzoek. Burkeman ging in zijn lezing vooral in op het in de VS zo populaire genre dat algehele geluksbevordering belooft. (Het onderscheid tussen die twee categorieën had hij wel wat duidelijker mogen maken.) 

In al die literatuur onderscheidde hij twee soorten strategieën, die aanbevolen worden. De eerste luidt: verander je gedachten, verander je leven. Dit zijn de guru’s van het positieve denken. Ze roepen je op, jezelf de discipline aan te leren om uitsluitend helpende, positieve gedachten te koesteren. Net als de cognitieve psychologie benadrukken ze het belang van het denken. Alleen wordt in veel zelfhulpboeken positief denken gepresenteerd als universele waarheid en als een soort Haarlemmer wonderolie. Het gevaar van deze benadering, aldus Burkeman: als je het te hard probeert ben je voortdurend bezig jezelf te monitoren: voel ik me wel goed?

Een veel gehanteerd middel zijn affirmaties: uitspraken waarmee je jezelf bevestigt: ik ben de moeite waard / interessant / slim. Het nadeel van affirmaties is echter dat je geest tegenwerpingen gaat formuleren. Daardoor werken ze niet of zelfs contraproductief. Een tweede gevaar: als je helemaal zelf verantwoordelijk bent voor je geluk en je omstandigheden, dan zul je wel iets verkeerd hebben gedaan als je arm bent, of slachtoffer van een misdrijf. “You’re broke, because you want to be”. Wel levert deze traditie soms mooie titels op. Burkeman noemde  The complete idiot’s guide to enhancing self-esteem.


De tweede stroming in de zelfhulpliteratuur gaat uit van een strategie die samen te vatten is als: “Transform your life completely, right here, right now”.  De auteurs van dit type boeken gaat uit van een sneeuwbaleffect: als je een aspect van je leven verandert, verandert de rest mee.  We weten dat de geest niet zo werkt.  Maar mensen vinden het een aantrekkelijk idee, dat je door een factor te veranderen je hele leven kunt omgooien.

Tijdens zijn zoektocht ontdekte Burkeman dat alles wat wel werkt juist tegengesteld is aan deze twee principes:
  • mindfulness leert je je gedachten juist los te laten in plaats van ze te veranderen
  • er is veel onderzoekt dat aantoont dat dingen opschrijven, niet om ze te veranderen, maar om ze los te laten, werkt
  • openstaan voor nieuwe ervaringen, “actively cultivating randomness” (dat wil zeggen openstaan voor verrassingen in het leven) leidt tot groter welbevinden. Er is een sterke correlatie tussen het vermogen om ontzag (“awe”) te voelen en het leiden van een bevredigend leven
  • kleine doelen stellen i.p.v. grote als “gelukkiger worden” helpt ook. Doelen die zo belachelijk klein zijn dat je brein vergeet om bezwaren te bedenken. Bijvoorbeeld elke dag een stevige wandeling van 30 seconden. Of als je tegen een moeilijke klus aanhikt, je voornemen om eerst eens met 2 minuten te beginnen. Juist omdat het maar een grap is, is het gemakkelijk om er mee te beginnen. En wie weet wat er dan van komt; misschien ga je wel door. Om die reden, bekende Burkeman, had hij altijd een kookwekker bij zich.
  • voor perfectionisten beveelt David Burns, hoogleraar aan de Stanford University, aan om een dag lang “gemiddeld” te zijn en op 60% van je vermogens te functioneren. Het resultaat is waarschijnlijk meer en beter dan wat er normaliter uit je handen komt.
Er is, aldus Burkeman,  iets fundamenteel mis met de focus van de zelfhulpbeweging op het zelf. Wat ons juist werkelijk gelukkig maakt zijn situaties waarin we het zelf transcenderen of tenminste vergeten: liefde, kinderen opvoeden, anderen helpen, opgaan in het genieten van kunst.

Heeft het lezen van al die zelfhulpboeken geholpen? “Slightly”. Zelfhulpboeken kunnen tot op zekere hoogte nuttig zijn als we ze zien als niet meer dan een gereedschapkist van trucs en technieken die mogelijk nuttig kunnen zijn. Het heeft een aantal tips en trucs opgeleverd die echter erg banaal, Oprah-esk zijn, zoals het bijhouden van een gratitude diary, een dagboek waarin je elke dag minstens een iets noteert waarvoor je dankbaar bent. Dat helpt om uit de hedonistische tredmolen te stappen, waarin iedere nieuwe aankoop, ieder consumptiegoed na korte tijd gaat wennen en de behoefte aan weer iets nieuws oproept. Het bijhouden van zo’n dankbaarheidsdagboek blijkt effecten te hebben die door wetenschappelijk onderzoek bevestigd worden.

Al met al was Burkeman aan het eind van zijn zoektocht minder negatief over de zelfhulpbeweging dan hij van tevoren gedacht had. De zelfhulpcultuur kent extremen maar vervult een functie die in onze samenleving verder nauwelijks nog ingevuld wordt. Ze vraagt (en geeft antwoorden) die te maken hebben met hoe een goed mens te zijn. En ze geeft (soms) gereedschappen die helpen om – slightly - gelukkiger te worden.

Kijk hieronder naar de lezing van Burkeman.



Oliver Burkeman houdt een blog bij. Die is te vinden op: http://www.oliverburkeman.com/ 

http://www.goodadvicebooks.nl/index.html bevat een uitgebreid - zij het niet al te kritsch - overzicht van zelfhulpliteratuur

Een overzicht van tien misvattingen over uiteenlopende onderwerpen uit de psychologie vind je op http://www.kennislink.nl/publicaties/broodjes-aap-in-de-psychologie/

Martin Seligman is de grondlegger van de positieve psychologie, de stroming in de psychologie die op een wetenschappelijk onderbouwde manier een bedrage aan de bevordering van geluk wil leveren.. Zijn website heet Authentic Happiness

zaterdag 29 januari 2011

Schulden: de stand van zaken.

De Monitor Betalingsachterstanden heeft als doel aan te geven hoe groot het aantal huishoudens met betalingsachterstanden is, wat de kenmerken zijn van de betalingsachterstanden en welke achtergrondkenmerken de huishoudens met betalingsachterstanden hebben. De monitor verschijnt sinds 2008 jaarlijks, in december. Wat valt er te melden over schulden in Nederland, anno 2010?
Met inbegrip van de 32.000 WSNP-trajecten zijn er in Nederland ruim 1,89 miljoen huishoudens waarin minimaal sprake is van een van de onderzochte vormen van betalingsachterstanden. Dit zijn  achtereenvolgens: achterstallige rekeningen om financiële redenen, krediet of lening, afbetalingsregeling, vaak of regelmatige roodstand en creditcardschulden. Op een totaal van ruim 7,1 miljoen huishoudens blijkt dit 26,7% te zijn.

Hoe vaak komen de verschillende typen betalingsachterstanden voor?
  • achterstallige rekeningen vanwege financiële redenen (in de laatste 12 maanden: 534.000 huishoudens, op dit moment: 273.000)
  • krediet of lening (op dit moment: 1.044.000, exclusief hypotheken)
  • afbetalingsregeling (afgelopen 12 maanden: 332.000 en op dit moment: 184.000)
  • regelmatig rood staan (in de afgelopen 12 maanden: 987.000)
  • creditcardschuld (op dit moment gespreide afbetalingsregeling: 102.000).
Uit deze opsomming blijkt al dat schulden erg divers kunnen zijn. Niet alle hierboven genoemde schulden hoeven problematisch te zijn. Het is een heel verschil of je een lening hebt afgesloten voor een auto, die je binnen je budget gemakkelijk kunt aflossen, of dat je de huur niet betaald hebt omdat je het geld er niet voor hebt.


Het rapport bevat een groot aantal cijfers die erg de moeite waard zijn voor wie zich interesseert voor de gevolgen van de economische crisis op het microniveau. Denk aan schuldhulpverleners en mensen die zich bezig houden met de preventie van schulden. 

De globale conclusie van het rapport kan zijn dat het aantal huishoudens met schulden gestegen is ten opzichte van 2009 maar iets gedaald ten opzichte van 2008. Het rapport beschrijft alleen maar en geeft geen verklaringen, maar mogelijk zijn mensen na het begin van de economische crisis (in 2008)voorzichtiger geworden waardoor het aantal huishoudens met schulden in 2009 gedaald is en hebben mensen nu het gevoel dat ze toch weer wat meer risico kunnen nemen.

Veel interessante cijfers dus. Zo heeft bijvoorbeeld 10% van de huishoudens (meer dan 700.00 huishoudens) in het afgelopen jaar een achterstallige rekening gehad. Bij bijna tweederde daarvan had dat een financiële reden (dus geen vergeetachtigheid of slordigheid). Van die tweederde had iets meer dan de helft op het moment van het onderzoek een achterstallige rekening. In totaal ging het daarbij om 273.000 huishoudens.

De meeste achterstanden hadden, opmerkelijk genoeg, te maken met terugbetalingen aan de Belastingdienst. Ik vermoed dat je daarbij vooral moet denken aan teveel ontvangen zorgtoeslag en huurtoeslag. Zorg- en huurtoeslag worden toegekend op basis van de inkomensgegevens op het moment van aanvragen (of, als iemand in het jaar ervoor ook al een toeslag had, de gegevens aan het begin van het jaar). Vaak blijkt achteraf dat iemand over een heel jaar toch meer inkomen had dan vooraf verwacht, dan moet hij of zij terugbetalen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat iemand in de loop van het jaar meer is gaan verdienen. Maar het kan ook voorkomen dat iemand is gaan samenwonen met een partner die ook inkomen heeft. In dat geval wordt zijn/haar inkomen ook meegerekend. En helaas komt het ook nog te vaak voor dat de Belastingdienst gewoon fouten maakt. Ik had een ouder echtpaar geholpen bij de aangifte voor de inkomstenbelasting en daarbij gezien dat hun meerderjarige zoon weer ben hen ingetrokken was. Omdat zijn inkomen nu ook meetelde moest de huurtoeslag stopgezet worden. Dat gebeurde, maar vervolgens ging de Belastingdienst drie maanden later weer spontaan over tot betaling. Niet iedereen heeft dat op tijd door of begrijpt waar het bedrag mee te maken heeft. Het is triest dat de overheid zelf op deze manier bijdraagt aan het verergeren van de schuldenproblematiek.

Wat betreft de leningen valt op dat aantal huishoudens met een lening ten opzichte van vorig jaar met 23% gestegen is en dat het gemiddelde bedrag van een persoonlijke lening of doorlopend krediet zelfs met 36% gegroeid is.  Verrassend vond ik ook het grote aantal mensen met een lening bij familie en kennissen: 4% of 287.000 huishoudens. Gemiddeld geleend bedrag: 8000 euro. Aan de andere kant moet ik zeggen dat het wel past in de uitkomsten van het onderzoek dat ik doe naar schuldhulpverlening aan psychiatrische patiënten. De grote rol van familie en kennissen viel me ook daar op: in het voortraject naar de hulpverlening (via praktische hulp, geldelijke steun en soms zelfs voedselhulp), maar ook als de cliënt afgehaakt was in de hulpverlening. Vooral ouders (ook van volwassen kinderen) bleken vaak de op maat gesneden budgetbegeleiding te kunnen bieden die de professionele hulpverlening niet kon geven. Merkwaardig hoe overal in de hulpverlening gebruik gemaakt wordt van eigen kracht en van het netwerk van de cliënt, behalve in de schuldhulpverlening!

Wie lopen de meeste kans om in de schulden te komen? Daarover is het rapport niet helemaal eenduidig. Het varieert, al naar gelang het type schuld.

Mensen met een inkomen tot modaal hebben (veel) vaker achterstallige rekeningen en leningen bij familie en kennissen. Alleenstaanden met kinderen hebben het vaakst achterstallige rekeningen, een persoonlijke lening of een doorlopend krediet. Stellen zonder kinderen hebben de kleinste kans om in de schulden te komen. Kortom: kinderen vormen een risico voor een evenwichtig budget. Waarom verbaast dit mij niet?

Tenslotte is er ook gekeken naar etniciteit. De kans dat allochtonen een achterstallige rekening hebben is 5 tot 9 keer zo groot dan bij autochtonen. De kans dat ze geld geleend hebben bij vrienden of familie is 9 keer zo groot en de kans dat ze een studielening hebben 2 keer zo groot. Ook de kans dat men een afbetalingregeling heeft voor huishoudelijke apparatuur is groter. Het aantal doorlopende kredieten daarentegen is even groot als bij autochtonen.

Ondertussen is er nog geen schuldhulpverleningswet. Onlangs beschreef ik al de grote lijnen van deze wet. De behandeling ervan in de Tweede Kamer is nu uitgesteld tot 1, 2 en 3 maart. Ondertussen zijn er al wel de nodige schoten voor de boeg gegeven. Staatssecretaris De Krom voelt er niets voor om een moratorium op te nemen in de wet, een afkoelingsperiode waarin schuldeisers hun incassopogingen moeten staken om de hulpverlening de kans te geven om met een voorstel te komen. CDA en PvdA zijn wel voor. Verder wil hij gemeenten de ruimte laten om schuldhulpverlening te weigeren aan mensen die voor de zoveelste keer terugkomen bij de schuldhulpverlening. Dat klinkt mooi, maar in het geval van bijvoorbeeld een gezin met kinderen dat op straat gezet wordt zal het probleem toch weer bij de gemeente op het bordje komen. Daarnaast is de schuldhulpverlening, met een succesratio van 9%, nog niet zo effectief dat je kunt zeggen dat het mislukken van een schuldregeling altijd te wijten is aan de cliënt.

Staatssecretaris De Krom
Een voorbeeld van dat gebrek aan kwaliteit: de Ombudsman had vanavond een item over misstanden bij de KBR (Kredietbank Rotterdam). Omdat er geen wachtlijsten mogen zijn wordt bijna iedereen direct bij aanmelding op een budgetbeheersrekening gezet. Alle inkomsten gaan naar de KBR en de klant krijgt een beperkt weekgeld. Vervolgens gebeurt er echter niets meer. Schuldeisers horen niets en de schulden lopen op door incassokosten en rente. De cliënt houdt zelf te weinig over om de schuldeisers nog te betalen. In de uitzending was het voorbeeld te zien van een man die na anderhalf jaar te horen kreeg dat de KBR hem niet kon helpen. Maar ondertussen waren de schulden wel opgelopen. Overigens was het verder een nietszeggende uitzending. We kregen drie cliënten te zien die hun beklag deden over de werkwijze van de KBR. Maar ook bij een goed functionerende kredietbank zijn altijd wel drie cliënten (en een gemeenteraadslid van de SP) op te duikelen die vinden dat ze onrechtvaardig behandeld zijn. En de manager van de KBR kon doodgemoedereerd verklaren dat het normaal is dat schulden oplopen als een klant hulp ingeroepen heeft van een kredietbank. Daar werd nauwelijks over doorgevraagd. Alsof je naar een kredietbank zou gaan als je zou weten dat je schulden daar alleen maar oplopen! Het was jammer dat we geen inzage kregen in de dossiers. Nu was het het verhaal van de cliënt  tegenover dat van de manager.




mr. Schruer

Een laatste punt dat de aandacht van de politiek heeft is de preventie. Als middel daartoe zou een Landelijk Informatiesysteem Schulden ingezet moeten worden. In zo’n systeem zouden banken en financieringsmaatschappijen kunnen nakijken of iemand, die voor een lening komt, ergens anders al schulden heeft. Het LIS zou breder van opzet worden dan het bestaande Bureau Kredietregistratie, waarin alleen kredieten (leningen, koop op afbetaling etc.) opgenomen zouden worden. Een eerste opzet, waarin banken, financieringsmaatschappijen, energiebedrijven, woningcorporatie, gemeenten, Leger des Heils en schuldhulpverleners samen zouden werken, kon echter niet voldoen aan de wettelijke vereisten rond privacy.
Nu wil de Kamer dat een alternatief van een commercieel bedrijf,  Experian, uitgewerkt gaat worden. Daarmee konden we wel eens van de wal in de sloot komen als het om privacy gaat, betoogt mr. Schruer, een autoriteit op het gebied van schuldhulp, op haar blog.
Het blijft dus nog even spannend wat er in de schuldhulpverlening gaat gebeuren. Als er geen moratorium komt en als gemeenten de vrijheid blijven houden om cliënten te weigeren, kun je je afvragen wat er in de schuldhulpverleningspraktijk van alledag verandert.

Download hier de monitor betalingsachterstanden 2010.
Download hier het Armoedesignalement 2010.

vrijdag 28 januari 2011

Onderzoek naar seksueel misbruik binnen de jeugdzorg.

De commissie Samson doet onderzoek naar seksueel misbruik van kinderen die na 1945 onder verantwoordelijkheid van de overheid (meestal via een kinderbeschermingsmaatregel) in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen zijn geplaatst. Ook onderzoekt de commissie of de overheid op de hoogte was van signalen over seksueel misbruik en hoe zij daarop gereageerd heeft. Tenslotte onderzoekt ze of er tegenwoordig voldoende mechanismen zijn om seksueel misbruik in instellingen en pleeggezinnen te signaleren.

De commissie is genoemd naar haar voorzitter, Rieke Samson-Geerlings. In het verleden was zij procureur-generaal.  Sinds een half jaar heeft de commissie een meldpunt ingericht. Dat heeft tot nu toe 350 meldingen opgeleverd, waarvan er 36 zijn doorgespeeld naar het Openbaar Ministerie. In acht gevallen was het misbruik zo recent en zo ernstig  dat er, vanwege het gevaar op herhaling, snel ingegrepen moest worden. In de overige gevallen was het misbruik verjaard of wilde het slachtoffer zelf geen aangifte doen. Het jongste slachtoffer dat zich gemeld heeft is 14 jaar; het oudste 77. Het misbruik varieert van ongewenste strelingen tot verkrachtingen. De eerste indruk is echter dat het in de meeste gevallen om zeer ernstig en langdurig misbruik gaat. Het misbruik heeft nog altijd een enorme impact op de slachtoffers. Commissievoorzitter Samson stelt dat de beelden van het gebeurde nog dagelijks door de hoofden van de slachtoffers spoken. “Eergisteren zei een vrouw van zestig jaar: ik heb sindsdien geen langdurige, intieme relatie met iemand kunnen aangaan.”

De meeste melders willen geen hulp. Sommigen hebben al hulp gehad; anderen willen niet meer aan het gebeurde herinnerd worden. Bij de start van het meldpunt riep Samson ook daders op zich te melden, maar dat is slechts sporadisch gebeurd. Het gaat dan vooral om oudere zaken, waarin de daders wroeging kregen. Ze vragen zich af hoe het zo ver heeft kunnen komen. “Hun verhalen zijn belangrijk om een goed beeld te krijgen van het milieu waarin het misbruik kon plaatsvinden,” aldus de voorzitter

Het eindrapport van de commissie Samson moet halverwege volgend jaar klaar zijn. Voor die datum gaat de commissie al in gesprek met instanties uit de jeugdzorg. Daarin wil men onder andere horen hoe men tegenwoordig seksueel misbruik in de jeugdzorg tegengaat.

Uiteraard roept zoiets de vraag op hoe mensen, die gekozen hebben voor een beroep waarin ze anderen zouden moeten helpen, tot zulk gedrag komen. Misschien wordt een deel van het antwoord gegeven in het Stanford Prison Experiment. Dat was een experiment dat in 1971 werd uitgevoerd door de beroemde psycholoog Philip Zimbardo. Hij verdeelde een groep van 24 normale Amerikaanse studenten in tweeën. Een groep noemde hij de gevangenen; de anderen waren de bewakers. Beide groepen zouden twee weken met elkaar doorbrengen in een namaakgevangenis. De deelnemers waren alle geselecteerd op hun psychische stabiliteit. De bewakers kregen een uniform aan en kregen te horen dat ze de orde moesten bewaken zonder geweld te gebruiken. Al snel begonnen ze straffen uit te delen. Ze sloegen gevangenen met een brandblusser neer, dwongen ze zich uit te kleden of sloten ze alleen op. Geen van de deelnemers trok aan de noodrem door te zeggen dat het zo niet langer kon. Sterker nog, zelfs de onderzoekers zagen niet hoe de situatie uit de hand liep. Pas toen een nieuw aangekomen collega Zimbardo er op wees dat het echt niet kon dat de gevangen met een zak over hun hoofd en geboeid naar de WC moest, gingen Zimbardo de ogen open. Hij beeindigde het experiment na 6 van de geplande 14 dagen.

Philip Zimbardo
Het experiment laat zien hoe mensen die vrijwel absolute macht over anderen krijgen (bijvoorbeeld omdat ze weten dat hun gedrag geen consequenties voor henzelf zal hebben) tot gedrag kunnen komen dat ze in een andere situatie nooit zouden vertonen. Het laat bovendien zien hoe gemakkelijk en ongemerkt mensen mee gaan in een groeps- of instellingscultuur en hoe moeilijk het is om zaken aan te kaarten waar je het niet mee eens bent. Niet dat ik wil suggereren dat het in de betreffende jeugdzorginstelling gebruik was om kinderen te misbruiken. Maar er zal best wel eens iemand geweest zijn die iets zag of vermoedde wat niet in de haak was. Het experiment maakt duidelijk hoe moeilijk het dan is om je vermoedens aanhangig te maken, vooral als – zoals vaak het geval is in misbruikzaken – je het niet zeker weet maar alleen vermoedens hebt.

Voor de website van de commissie Samson, klik hier.
.
Voor het tussenrapport van de commissie, klik hier.

Voor de website van het Stanford Prison Experiment, klikt hier.

Voor de website van Philip Zimbardo, klik hier.

woensdag 26 januari 2011

Brainwiki: website voor jongeren met psychische problemen

Het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie wil wetenschappelijke kennis toegankelijk maken voor professionals, ouders en kinderen. Een middel daarvoor is Brainwiki.nl, een website voor jongeren met psychische problemen en jongeren die daar meer over willen weten. Jongeren kunnen er ontdekken wat een bepaalde aandoening inhoudt en welke behandeling er mogelijk is. De site, die vandaag feestelijk gelanceerd werd in het Dolhuys in Haarlem, bevat veel videomateriaal, persoonlijke verhalen, ideeën voor spreekbeurten en titels van boeken. Ook is er een Brainwiki-Hyvespagina.

De site is te bekijken op www.brainwiki.nl

Tien valkuilen bij kindermishandeling

Niet dat het er minder erg van wordt, integendeel, maar ons omringende landen als Duitsland en het Verenigd Koninkrijk kennen hun eigen Savannahs en Maasmeisjes. En ook daar is er veel kritiek op de social workers die een taxatie moeten maken van het gevaar dat kinderen lopen die aan hun zorg zijn toevertrouwd. In het Verenigd Koninkrijk houdt de National Society for the Prevention of Cruelty to Children (wat geven ze organisaties daar toch altijd prachtige namen) zich al sinds 1884 bezig met het bestrijden en de preventie van kindermishandeling.


Eileen Munro

Afgelopen september presenteerde de NSPCC een boekje waaraan een aantal kopstukken op het gebied van de jeugdzorg in Groot-Britannië had meegewerkt. Het boekje heet “Ten pitfalls and how to avoid them. What research tells us”. Auteurs zijn onder andere Karen Broadhurst van de Universiteit van Lancaster, Sue White, professor aan de Universiteit van Birmingham en de bijna onvermijdelijke Eileen Munro van de Universiteit van London. Zij is misschien wel de bekendste onderzoeker ter wereld op het gebied van jeugdzorg.

Het boekje is uiteraard gebaseerd op het Britse jeugdzorgsysteem, dat op een aantal punten afwijkt van dat van ons. Niet alle valkuilen zijn daarom voor Nederlandse jeugdzorgmedewerkers even gevaarlijk of zien er precies hetzelfde uit. Valkuil 1 bijvoorbeeld bestaat eruit dat er een werkhypothese geformuleerd wordt op basis van onvolledige informatie en daarna te snel als een vaststaand gegeven wordt gezien. Professionals gaan niet actief of zoek naar informatie die de hypothese kan weerleggen (enigszins vergelijkbaar met wat je bij politie-onderzoek ook wel eens ziet en wat een tunnelvisie genoemd wordt). Die valkuil wordt nog eens extra dreigend doordat de Britse wetgeving stelt dat een “initial assessment” om vast te stellen of er reden is voor meer diepgaand onderzoek naar een vermoeden van kindermishandeling binnen tien dagen afgerond moet zijn. 

Het boekje is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, maar ook op een groot aantal Serious Case Reviews. Zo’n SCR moet in Groot-Brittanië altijd ingesteld worden als er een kind overlijdt dat onder de hoede is van jeugdzorg.  Verschillende deskundigen bekijken niet alleen of de jeugdzorgwerker juist gehandeld heeft maar ook hoe het werk georganiseerd is, hoe de caseload is, hoe medewerkers ondersteund worden enzovoorts.  Het mooie van het boekje is dat het zich niet alleen baseert op onderzoek naar kindermishandeling, maar ook op sociaal-psychologische kennis van hoe mensen denken, beslissingen nemen en hoe eenzijdig ze soms waarnemen. Daarom loont het de moeite om verder te lezen dan alleen maar de lijst met tien valkuilen.

Desondanks zet ik ze hier toch even op een rij.
  1. er wordt een voorlopig hypothese opgesteld op basis van informatie die nog niet volledig is. Die hypothese wordt te snel aangenomen waarna professionals hem als feit gaan beschouwen. Ze zoeken niet meer naar informatie die de hypothese kan weerleggen
  2. informatie bij het eerste gesprek wordt niet goed genoeg vastgelegd, feiten worden niet gecontroleerd en de uitkomst wordt niet naar de verwijzer teruggekoppeld
  3. alle aandacht gaat naar de meest zichtbare en dringende problemen. De voorgeschiedenis en minder zichtbare details worden onvoldoende uitgeplozen
  4. de informatie van familie, vrienden en buren krijgt te weinig aandacht
  5. er wordt onvoldoende gelet op wat kinderen zeggen, hoe ze er uit zien en hoe ze zich gedragen (dit speelde ook in de casus van Savannah)
  6. professionals verbinden zich onvoldoende met de ouders om de risico’s te onderzoeken
    1. werkers concentreren zich vaak te veel op de moeder en onvoldoende op andere in het huis aanwezige volwassenen
    2. soms worden werkers “in het systeem gezogen” en raken ze gewend aan een bepaalde manier van (slecht) opvoeden
    3. ouders die terughoudend zijn hebben niet altijd wat te verbergen en ouders die heel open en bereidwillig zijn kunnen dat juist doen om de werker om de tuin te leiden
    4. een werker moet altijd zorgen dat hij rechtstreeks kan observeren hoe ouders en kind op elkaar reageren.
  7. het gevaar voor oudere kinderen wordt vaak onderschat omdat jonge kinderen als extreem kwetsbaar worden gezien. Dat laatste mag dan waar zijn; het betekent niet dat pubers en adolescenten geen gevaar lopen. Er zijn, ook uit SCR’s gevallen bekend van jongeren die zich suicideerden omdat ze niet langer tegen de situatie thuis konden.
  8. er is onvoldoende ondersteuning en supervisie voor professionals die moeten werken met vermijdende, agressieve of tegenwerkende cliënten
  9. professionals controleren niet voldoende of anderen begrepen hebben wat ze zeggen. Ze nemen aan dat gedeelde informatie begrepen informatie is
  10. verantwoordelijkheden verwateren soms als er meerder instellingen samenwerken. Niemand voelt zich bijvoorbeeld verantwoordelijk om een melding te doen bij een AMK

Het boekje is te downloaden via:
http://www.nspcc.org.uk/inform/publications/downloads/tenpitfalls_wdf48122.pdf

maandag 24 januari 2011

Waarom de wijkaanpak niet werkt (2)


Torenflat in de Hengelose Es

Gisteren besprak ik het rapport van Helderman, Brandsen en Collignon. Zij constateren dat het geen nut heeft om van buitenaf grote verbeterprogramma’s in de wijk te parachuteren. Dat wil uiteraard niet zeggen dat het zinloos is om wijkgericht te werken. Ik denk dat het heel goed is als voorzieningen,  zoals opvoedingsondersteuning of maatschappelijk werk, in de wijk zelf aanwezig zijn. Als maatschappelijk werker in de Hengelose Es heb ik zelf ervaren hoeveel laagdrempeliger zo’n voorziening dan wordt. Bovendien levert het in de wijk zelf aanwezig zijn een schat aan extra informatie op (die overigens ook wel eens lastig kan zijn, doordat je soms al een beeld van iemand hebt voor hij als cliënt bij je komt). Maar wat misschien nog wel het allerbelangrijkste is: het geeft een betrokkenheid bij de wijk die mensen – daar ben ik van overtuigd -  voelen. De Hengelose Es was op een gegeven moment “mijn wijk”.

Maar grootschalige programma’s om de sociale samenhang in een wijk te versterken hebben dus geen nut, aldus het rapport. De onderzoekers staan daarin niet alleen.  Eerder al, in 2009,  verscheen er een tussentijdse evaluatie van de wijkaanpak, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. De belangrijkste conclusie was dat fysieke investeringen in een wijk werken, vooral het verkopen van sociale huurwoningen aan de eigenaars of aan nieuwe bewoners. Sociale investeringen – buurtregisseurs, buurtactiviteiten enzovoorts - hebben geen meetbaar effect.

Moet je dan niets doen als je een wijk achteruit ziet gaan en bewoners niet zelf in actie komen? Er zijn natuurlijk grenzen, maar waar het kan moet je aansluiten bij wat er al is. “Kapitaliseren van het aanwezige sociale kapitaal”, noemen de onderzoekers dat. En geen al te grote doelstellingen. Vaak gebeurt dat niet. Ze noemen het voorbeeld van Omar, een kickbokser in Malburgen, een Arnhemse wijk. Hij werkte al tien jaar met allochtone jongeren, maar kreeg geen poot aan de grond bij de instanties. Wat hij deed paste niet in de bestaande kaders. Daardoor bleef wat hij deed in de wijk tien jaar lang onzichtbaar.

Het pleidooi van Brandsen en Helderman doet denken aan de oratie van Hans van Ewijk. Ook hij stelt dat social work zich niet bezig moet houden met grote zaken als sociale rechtvaardigheid en een betere samenleving, maar dat het beperkte doelen moet nastreven. Hij denkt daarbij vooral aan het mensen deel laten nemen aan de samenleving. Niet grootschalig maar op het niveau van het individu of de kleine groep.

Octavia Hill
Sociaal werk heeft zich van oudsher intensief – en regelmatig met succes –  gericht op hoe mensen wonen en leven. Pas in de laatste 10, 15 jaar zie je de woningmaatschappelijk werker meer en meer verdwijnen. Een van de pioniers op dat gebied was Octavia Hill (1838-1912). Zij trok zich het lot aan van de armen en achtergestelden in Londen. Zij probeerde dat te verbeteren door huisvesting als invalshoek te kiezen. Met geleend geld kocht zij een huizenblok, waarmee ze mensen een kwalitatief goede woning met voldoende licht en lucht kon bieden. Elke week haalde ze zelf de huur op, waarbij de huurders hun moeilijkheden met haar konden bespreken. Ze zorgde ook voor excursies, cursussen en andere activiteiten die wij nu als sociaal-cultureel werk zouden bestempelen. Door een uitgekiende zakelijke aanpak wist ze haar bezit steeds verder uit te breiden. Ze leidde tientallen vrouwen op tot wat wij nu maatschappelijk werkster zouden noemen. Centrale uitgangspunten in haar werk waren het vergroten van het zelfrespect en het vertrouwen in eigen kunnen. Nu, 140 jaar later, hebben we dat opnieuw uitgevonden en noemen we het empowerment en Eigen Kracht.

Ook onder de eerste lichtingen studenten van de opleidingen voor sociaal werk in Nederland bevond zich een groot aantal woningopzichteressen. Lees hun verhaal in de canon sociaal werk   (met veel mooi bronnenmateriaal).

Johanna ter Meulen, in 1903 de oprichtster
van de Vereniging van Woningopzichteressen,
de eerste sociaal-agogische beroepsvereniging
Als je terugkijkt op die geschiedenis is het jammer dat maatschappelijk werkers zich zo weinig meer bezighouden met het werken in en aan de woon- en leefsituatie van mensen. Weliswaar zijn de huizen een stuk beter dan aan het begin van de 20e eeuw. Maar de leefbaarheid van veel buurten laat te wensen over. Wil je professionals opleiden die bewoners kunnen ondersteunen in het ontplooien van activiteiten om hun buurt leefbaar te houden, dan zul je meer aandacht moeten besteden aan competenties op het gebied van ondernemerschap en organisatie. Niet, zoals gezegd, om ze in te zetten in grootschalige interventies, maar om ondersteuning te kunnen bieden aan kleine groepen in de buurt.  


Verder lezen en kijken:

Tot in de jaren ’60 was de verkrotting van Nederlandse steden een enorm probleem. Een beruchte straat was de Stokstraat in Maastricht. Nu een chique winkelstraat, toen een buurt waar de gemiddelde Vogelaarwijk bij verbleekt. De VPRO heeft een dossier samengesteld over de ontwikkeling van deze straat. Met onder andere aandacht voor Pater Castorius, een maatschappelijk werker in de gedaante van een broeder.  

Bekijk een mooie aflevering van “Andere Tijden” uit 2007 over de Stokstraat in Maastricht. Met vanaf ongeveer minuut 17 een vorm van wijkaanpak in de jaren vijftig: er werd een blik maatschappelijk werkers opengetrokken om de “onmaatschappelijkheid” te bestrijden.

Dat je van iets lelijks toch nog iets onwaarschijnlijk moois kunt maken bewijst regisseur Oliver Goodrum. Ik weet, het is een knullig bruggetje, maar ik zocht naar een reden om dit prachtige filmpje te laten zien dat hij maakte in de Londense achterstandsbuurt Heygate. Hij gebruikt de zes minuten van “Consequences of the Kill”, een nummer van de band Casually Sunshine, als soundtrack voor een dialoogloze minispeelfilm waarin een half dozijn karakters wordt geschetst. De messentrekker, de hovenier en zijn ..eh…date, de oude man…allemaal tragische figuren. Gelukkig weet een ontluikende liefde tussen een jongen en een meisje nog wat lichtstralen naar deze sombere plek te brengen. (bron: www.jobdewit.nl )



Consequences of the Kill from Oliver Goodrum on Vimeo.

zondag 23 januari 2011

Waarom de wijkaanpak niet werkt (1)

Vandaag de eerste van een serie van twee posts over sociaal werk en de wijkaanpak. Morgen deel 2, met een indrukwekkende minispeelfilm uit de Londense achterstandswijk Heygate.

Het Tijdschrift voor de Sociale Sector (TSS) is een van mijn favoriete vakbladen. Ik vind er eigenlijk iedere maand wel een aantal artikelen in die ik interessant genoeg vind om ze te bewaren. En natuurlijk zijn er altijd de colums van Jos van der Lans. Je kunt het met hem eens zijn of niet, maar schrijven kan-ie.

In laatste nummer van 2010 werd mijn blik meteen getrokken door een artikel met de kop: “De prachtwijken gaan er niet komen”. Het bleek te gaan om een interview met twee bestuurskundigen, Taco Brandsen en Jan-Kees Helderman. Zij zijn verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en deden onderzoek naar de stand van zaken in de aanpak van de prachtwijken/krachtwijken/Vogelaarwijken. Zij onderzochten publicaties die de afgelopen jaren over de wijkaanpak zijn verschenen en bezochten vier aandachtswijken (nóg weer een andere naam!) in Den Haag en Arnhem. Hun eindrapport verscheen in november.

Hoe zat het ook alweer met die Vogelaarwijken?  In maart 2007 maakte toenmalig minister van Wonen, Wijken en Integratie een lijst bekend met de namen van 40 wijken, verdeeld over 18 gemeenten. In Enschede ging het om de wijk Velve-Lindenhof; in Deventer om de Rivierenwijk.  In deze wijken moesten tijdens het kabinet Balkenende –IV extra inspanningen gedaan worden om de opeenstapeling van sociale en economische problemen die zich daar voordeed terug te dringen. Verschillende overheden en instanties moesten daarbij samenwerken. Een bijzondere rol was echter weggelegd voor de woningcorporaties. Omdat Vogelaar wel een opdracht had gekregen maar niet de bijbehorende middelen besloot zij de woningcorporaties een heffing op te leggen waarmee het beleid gefinancierd moest worden. In totaal ging het om een bedrag van 75 miljoen per jaar. Daarop spanden 78 corporaties een rechtszaak aan. Eind november 2010 bepaalde de rechtbank in Utrecht dat de opgelegde heffingen over 2008 en 2009 onrechtmatig waren.

Van dat eindrapport, dat Brandsen en Helderman met nog een andere onderzoeker schreven, word je niet vrolijk. Het stelt vast dat de wijkaanpak vastloopt in verkokerde structuren. Helderman: “De bestuurlijke structuur van en tussen de bij de wijkaanpak betrokken partijen is niet te doorbreken”. De onderzoekers signaleren vier problemen, die vijf jaar geleden ook al bekend waren:
  • partners in de wijkaanpak zijn het niet eens over wat het doel moet zijn
  • werkelijke kennis over wat er in de wijken gaande is ontbreekt
  • er is binnen de betrokken organisaties te weinig draagvlak voor een integrale wijkaanpak
  • er is een enorm gebrek aan continuïteit. Projecten en professionals komen en gaan.
In het artikel geven beiden voorbeelden van projecten die mislukken doordat de drijvende kracht achter de bewonersparticipatie vertrekt of doordat de afdeling vastgoed van een woningbouwvereniging toch andere belangen heeft dan de afdeling die zich met de bewonersparticipatie bezighoudt.  In een andere wijk, Pendrecht in Rotterdam, zijn professionals “vanuit een soort kolonisatiegedachte” de wijk ingetrokken. Zij vonden dat het veel beter kon met de leefbaarheid, terwijl de bewoners vonden dat ze geen probleem hadden.

Maar de uitgangspunten van wat zij noemen “de Postcodeloterij van Vogelaar” waren al verkeerd. Wijken werden als probleemwijk aangewezen op grond van het percentage sociale huurwoningen in een bepaald postcodegebied. Terwijl toen al bekend was dat dat geen goede indicator was.

Brandsen en Helderman stellen dat het eigenlijk per definitie mis gaat op het moment dat er een groot aantal organisaties integraal moet gaan samenwerken. Dan moeten probleemdefinities op elkaar afgestemd worden en er moet over gediscussieerd worden wie de regie heeft. Er komt een stuurgroep en een regiegroep en dan weet je al dat het mis gaat. Gaat er dan niets goed? Jawel, maar het gaat meestal niet om structurele zaken.

Wat moet er dan wel gebeuren? Helderman en Brandsen pleiten er voor om aan te sluiten bij wat er al in de buurt aanwezig is. En om dan het mandaat om daar op in te spelen zo laag mogelijk in de organisatie te leggen, op street-level niveau. En verder moeten organisaties er voor zorgen dat medewerkers lang in een buurt werken. Of als dat niet kan zorgen voor lijnen met mensen die er wel jarenlang verblijven: bewoners, leerkrachten van de buurtschool, vrijwilligers van de bewonersvereniging of de sportclub.

Brandsen geeft het voorbeeld van de Londense wijk Paddington. Daar ging vanuit de gemeente een tijdlang geen geld meer heen. Daarop gingen de bewoners zelf initiatieven ontplooien. Die zou je dan professioneel kunnen ondersteunen. De valkuil is echter dat de politiek daar geen genoegen mee neemt en wil dat zo’n initiatief in de hele stad overgenomen wordt. Helderman: “Maar dat kan dus niet, je kunt het niet ergens anders herhalen. Wees gewoon blij met dat kleine initiatief. Als je daar veel geld tegenaan gooit gaat het dood.”

Waar ze dat goed begrepen hebben is bij woningbouwcorporatie Welbions in Hengelo. De wijk Berflo Es gaat goeddeels tegen de vlakte, maar voor er een nieuwe wijk staat zijn we wel een aantal jaren verder. In de wijk woonde (en woont) echter een actieve bewoner, Henk van de Wetering. Op zijn blog omschrijft hij zichzelf als volgt: “Ik ben slechts een eenvoudig mens van eenvoudige komaf maar net als prins Bernhard, Jan Cremer, John Lennon en Jezus Christus probeer ik er het mijne van te maken.” Een groep bewoners rond Van de Wetering kreeg een leegstaande woning die op de nominatie stond om gesloopt te worden en wat geld om er een Kulturhuske te beginnen. Dat werd het kloppend hart van de wijk en toen het Huske uiteindelijk gesloopt moest worden, was Welbions zo enthousiast dat men opnieuw een slooppand beschikbaar stelde.

Hieronder is een verkorte versie te zien van een documentaire die de mensen van het Kulturhuske over hun werk maakten. 



Mooie opdracht voor lessen over empowerment: ga in je eigen buurt eens na welke initiatieven bewoners ondernemen om de leefbaarheid te vergroten. Met wie zou je gaan praten om daar achter te komen?  En als je in een buurt woont waar leefbaarheid geen punt is, ga dan eens praten met iemand (bv. een medestudent) die wel in zo'n wijk woont.
Wat zou je hier als social worker kunnen betekenen?

Het rapport over de stand van zaken in de wijkaanpak is hier te downloaden.   

Wikipedia over de Vogelaarwijken.

Vaak wordt er wat geringschattend gedaan over de regionale pers. Maar de commentator van TC Tubantia zag in 2007 al haarscherp de valkuilen van de wijkaanpak. Hier kun je zijn kanttekeningen lezen.

Ook in andere wijken dan de Vogelaarwijken doen gemeenten aan wijkvernieuwing. Voor de wijk Stroinkslanden is de gemeente gestart met een blog over wat zij noemt “natuurlijke wijkvernieuwing”: vernieuwing in het tempo van de wijk. 

Website van Corpovenista, kennisplatform van woningbouwcorporaties: http://www.kei-centrum.nl/view.cfm?page_id=1948

zaterdag 22 januari 2011

Onderzoek laat zien: hang naar veiligheid kan leiden tot sociale uitsluiting

De laatste weken kwam het begrip veelvuldig voorbij: de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Of het nu ging om pedoseksuele medewerkers in de kinderopvang of om kamerleden met losse handjes (of andere lichaamsdelen op plekken waar ze niets te zoeken hadden) steeds was de vraag waarom er geen VOG was gevraagd. Toch is het aantal VOG-aanvragen de afgelopen jaren explosief gestegen: van 200.000 in 2004 tot 500.000 in 2010. Tegelijkertijd is het percentage afwijzingen ook toegenomen. De verwachting is dat het aantal aanvragen, mede onder invloed van de hierboven genoemde excessen, zal oplopen tot meer dan een miljoen per jaar. Er kan nu bijvoorbeeld ook voor vrijwilligerswerk een VOG geëist worden

Hoogleraar Miranda Boone van de Rijksuniversiteit Groningen deed onderzoek naar de VOG en de manier waarop deze verstrekt wordt. In de Volkskrant van 22 januari zegt ze over de VOG: “Doel van de VOG is enerzijds de samenleving te beschermen door te voorkomen dat mensen met een crimineel verleden een gevaar opleveren in een bepaalde functie, anderzijds de privacy van de aanvrager te beschermen, omdat alleen het Ministerie van Justitie inzage krijgt in de strafrechtelijke gegevens.”

Door een wetswijziging in 2004 is het moeilijker geworden zo’n VOG te krijgen. Ook relatief kleine vergrijpen kunnen er al toe leiden dat geen VOG gegeven wordt. Daarnaast worden strafbare feiten vanaf de leeftijd van 12 jaar geregistreerd, waar de leeftijdgrens vroeger op 16 jaar lag. Bij de aanvraag van een VOG kijkt men 4 jaar terug (bij zedenzaken 20 jaar).

Volgens de wet moet er bij een afwijzing van een verzoek om een VOG een verband zijn tussen het gepleegde delict en de gewenste functie. Daar wordt echter nogal losjes mee omgesprongen. Boone: “Iemand die veroordeeld is voor het verbouwen van hennep kan ook geen taxichauffeur worden.”

Het gevaar van deze combinatie van ontwikkelingen is dat er een groep ontstaat die uitgesloten wordt van werk of zelfs van opleiding en vrijwilligerswerk. En dat komt de veiligheid van de samenleving niet ten goede. In het programma De Ombudsman van 21 januari jl. was het verhaal te zien van Maurice, die als 14-jarige een kerstboom in brand stak. Omdat er mensen in het gebouw aanwezig waren kreeg hij een taakstraf van 40 uur. Nu, drie jaar later, kan hij niet terecht op de opleiding tot beveiliger, die hij graag wil volgen. Ook Defensie wil hem niet hebben en hij mag zelfs geen vrijwilligerswerk, zoals huiswerkbegeleiding, doen. Zijn moeder vindt dat hij dubbel wordt gestraft: “Deze straf is veel erger dan de taakstraf. Ik snap niet dat dit kan.”

Een VOG kan ook gevraagd
worden voor overblijfmedewerkers
Jaarlijks zijn er ongeveer 1200 jongeren zoals Maurice die op die manier uitgesloten worden van een baan of een opleiding. En denk nu niet dat er dan nog genoeg baantjes overblijven: ook mijn zoon moest, toen hij stage liep bij de ICT-afdeling van Saxion, een VOG overleggen. Jongerenwerkers zijn bang dat er een groep “kanslozen” ontstaat die voor de criminaliteit gaat kiezen. Miranda Boone pleit ervoor dat mensen na een straf weer met een schone lei kunnen beginnen: “Uit de criminologie is bekend dat het hebben van werk mensen weerhoudt van criminele activiteiten. Als je dus de kans op werk verkleint, vergroot je de kans op recidive. Terwijl het uitgangspunt moeten zijn dat mensen na het uitzitten van hun straf een nieuwe kans krijgen.”

Sinds kort draait het Ministerie van Veiligheid en Justitie, in samenwerking met het ROC Zadkine en het ROC Albeda College in Rotterdam een pilot “VOG onder voorwaarde”. Die moet het mogelijk maken dat jongeren die in het verleden de wet hebben overtreden toch een diploma halen. Als een werkgever zo’n jongere, ondanks zijn verleden, een stageplaats wil bieden kan het Ministerie een VOG onder voorwaarde afgeven. De jongere kan dan toch beginnen met zijn stage. Het Openbaar Ministerie houdt in de gaten of hij niet opnieuw in de fout gaat. Als dat het geval is stuurt de opleiding de verstrekte VOG terug naar het Ministerie en kan de jongere zijn stage – en dus zijn opleiding – niet afmaken.

Wat is de Verklaring Omtrent het Gedrag?
  • Een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) geeft aan dat iemands gedrag geen belemmering vormt voor een bepaalde functie
  • Een bedrijf kan om een VOG vragen wanneer iemand omgaat met vertrouwelijke gegevens, kwetsbare personen, geld of goederen
  • Iemand vraagt zelf een VOG aan bij de gemeente via een door de werkgever verstrekt formulier
  • De gemeente stuurt het formulier door naar het COVOG, het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag.
  • Het COVOG beslist namens de minister van Veiligheid en Justitie of iemand een VOG krijgt. Als er strafbare gedragingen bekend zijn beslist het COVOG of deze relevant zijn voor de functie waarvoor een VOG is aangevraagd.
bron: De Volkskrant 22-1-2011

Informatie van de Rijksoverheid over de VOG: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verklaring-omtrent-het-gedrag


De aflevering van De Ombudsman over Maurice, die geen VOG krijgt (ca. 23 minuten; bevat ook andere items) kun je hieronder bekijken.

Get Microsoft Silverlight Bekijk de video in andere formaten.