Totaal aantal pageviews

dinsdag 17 juli 2012

World Conference on Social Work and Social Development (1)


Van 8 tot en met 12 juli werd in Stockholm de tweede Joint World Conference on Social Work and Social Development gehouden. Joint, omdat het een gezamenlijk initiatief betrof van drie organisaties die opmerkelijk genoeg uit dezelfde conferentie in 1928(!) voortkomen:

De komende dagen zal ik op dit blog proberen een indruk te geven van de grote verscheidenheid aan presentaties en lezingen tijdens deze conferentie.  Wie geen zin heeft om te lezen kan alle plenaire voordrachten  ook bekijken. Niet alles is echter even interessant.  Zo was de groep Fryshuset, die elke dag opende, aan mij niet besteed. Zwaar op de hand, van dik hout zaagt men planken, als de gedichten die je vroeger op de middelbare school schreef.
René Sand
De eigenlijke aanstichter van de conferentie was de nu vrijwel vergeten Belg René Sand die een van de drijvende krachten was achter de First International Conference on Social Work, die in 1928 in Parijs werd gehouden. Sand werd de eerste voorzitter van de ICSW en was later ook voorzitter van de IASSW (die toen nog ICSSW heette). Twee jaar geleden – 82 jaar na het congres in Parijs -  hielden de drie organisaties voor het eerst een gezamenlijke conferentie over social work, in Hongkong.

Zo’n conferentie doet je beseffen dat social work wereldwijd echt een belangrijk beroep is. 2500 deelnemers uit een groot aantal landen – van Groenland tot Iran en van de Faeröer eilanden tot de Palestijnse gebieden namen vier dagen lang deel aan meer dan 150 workshops (met elk vaak 8 tot 10 presentaties), symposia, satellite symposia, preconferences, netwerkontmoetingen en werkveldbezoeken.  Tienduizenden visitekaartjes wisselden van eigenaar. Het programma van de conferentie omvatte 72 pagina’s en het boek met abstracts (samenvattingen van 100-150 woorden) was 450 pagina’s dik.

Gelukkig was ik zondag (8 juli) op tijd aanwezig, zodat ik voor de grote stroom bezoekers binnen was en mij geregistreerd had. Dat gaf me de gelegenheid om het geheel eens rustig in me op te nemen. Opvallend was het grote aantal bezoekers uit Azië. Ik schat dat zeker 25 tot 30% een Aziatisch uiterlijk had. Maar zoals inleider Hans Rosling ons later duidelijk zou maken waren ze daarmee gezien hun aandeel in de wereldbevolking in feite nog ondervertegenwoordigd. Bovendien kent China meer dan 200 opleidingen social work; opmerkelijk als je bedenkt dat social work tot 1990 niet bestond in China. De communistische heilsstaat zorgde immers goed voor zijn onderdanen. Daar had men geen sociaal werkers voor nodig.  Als je tegenwoordig echter de ledenlijst van de IASSW, de internationale associatie van social workopleidingen,  bekijkt zie je dat de meeste leden in China en Japan zitten.   

Nederlanders waren er ook: in totaal een stuk of dertig op in totaal 2.500 deelnemers, wat niet veel is voor een land dat zich erop laat voorstaan de eerste school voor sociale arbeid te hebben voortgebracht. Voor zover ik kon nagaan was Jean-Pierre Wilken van  de Hogeschool Utrecht de enige lector, naast Joy Notter van Saxion die alleen woensdag aanwezig was.  Ook de beroepsvereniging, de NVMW, ontbrak.  Die heeft enkele jaren geleden uit kostenoverwegingen het lidmaatschap van de IFSW opgezegd.
Wat mij op die openingsdag meteen opviel was dat social work, in het buitenland althans, een begrip is dat veel meer omvat dan alleen de hulpverlening aan individuen en (kleine) groepen. Het heeft te maken met sociaal beleid, wetgeving en samenlevingsontwikkeling. Daarom zijn er niet alleen social workers in werkzaam, maar ook juristen, organisatiedeskundigen, bestuurskundigen en politici. Denk maar aan Barack Obama, van wie vaak gezegd wordt dat hij als social worker in Chicago begon, maar die opgeleid was als jurist.

Op deze eerste dag werd veelvuldig gereferereed aan de Global Agenda on Social Work and Social Development. Dat document werd na de eerste gezamenlijke conferentie,  in 2010, als concept gepresenteerd. Iedereen kon er commentaar op leveren, waarna de definitieve versie in maart aangeboden werd aan Helen Clark, de directeur van het Ontwikkelingsprogramma van de VN, dat zich  bezighoudt met armoedebestrijding, bevordering van goed bestuur en de bestrijding van aids. Zij versloeg in 2009 Ad Melkert, die ook in de race was voor deze functie.
De bedoeling van de Global Agenda is om druk te zetten op nationale en internationale politici om aandacht te besteden aan mensenrechten en bestrijding van sociale ongelijkheid en armoede. Bovendien vormt het stuk de basis voor een werkplan van de organisaties zelf om in de periode 2012-2016 te werken aan de vier kernthema’s uit de Agenda:

  1. Promoting social and economic equalities
  2. Promoting the dignitiy and worth of peoples
  3. Working toward environmental sustainability
  4. Strengthening recognition of the importance of human relationships
Deze conferentie bouwde voort op de Global Agenda. Vandaar het motto: Action and Impact

Michelle Bachelet
Een van de eerste sprekers was niet in persoon aanwezig. Michelle Bachelet  werd bekend als de eerste vrouwelijke president van Chili. Haar vader vond de dood onder het regime van generaal Pinochet. Met haar moeder werd ze het land uitgezet, waarna ze onderdak vond in de DDR. Zij is Executive Director van UN Women, de organisatie ter bevordering van gelijke rechten voor vrouwen. Zij wees  op het belang van mensenrechten, juist in een tijd van bezuinigingen en daaruit voortvloeiende werkloosheid. Het totaal van alle Bruto Nationale Producten is tien keer zo hoog als in 1950. Toch sterven er nog steeds 300 kinderen per uur als gevolg van ondervoeding. De oplossing voor de economische crisis kan dan ook niet alleen gevonden worden in groei, maar vooral ook in rechtvaardigheid en gelijkheid (“justice and equality”). Ze verwees naar de vorige maand door de ILO, de International Labour Organisation, aangenomen resolutie rond de Social Protection Floor. Bachelet was voorzitter van de commissie die het rapport  schreef op basis waarvan de ILO de resolutie aannam. Ze riep de deelnemers aan SWSD 2012 op om zich de komende dagen op drie gebieden te concentreren:

  • Zoeken naar universele waarden en een universele manier om “social services” te verlenen
  • Het delen van best practices
  • Het terugdringen van ongelijkheid.
Wel in den lijve aanwezig was Christian Rollet, voorzitter van de International Council on Social Work. Globalisering, vertelde hij, wordt al te vaak gezien als een economisch verschijnsel. Maar duurzame economische groei kan alleen als je ook aandacht besteedt aan sociale verhoudingen en het milieu. De Global Agenda richt zich expliciet op die twee aspecten van economische groei. Rollet vertelde dat hij hoopt dat de kernthema’s uit de Global Agenda een rol kunnen spelen als er in 2015, na de looptijd van de millenniumdoelen,  nieuwe globale ontwikkelingsdoelen geformuleerd moeten worden. Met name noemde hij het terugbrengen van sociale en economische ongelijkheid als iets dat in die ontwikkeldoelen opgenomen zou moeten worden.  Hij riep alle aanwezigen op de Global Agenda te lezen.  Social workers zullen zich wellicht afvragen wat zij met grote thema’s als globalisering, environmental sustainability en mensenrechten aanmoeten. Globalisering is echter een realiteit voor iedereen en beïnvloedt ieders leven. Social workers moeten “think globally and act locally,” aldus Rollet.

De toespraak van Rollet werd gevolgd door een speech van Assane Diop, voormalig minister van Senegal en nu directeur van de Social Protection Sector van de ILO. Hij vertelde hoe 185 landen zich met het aannemen van de resolutie rond de Social Protection Floor hebben verbonden aan een strategie voor het versterken van de sociale zekerheid en een betere toegang tot gezondheidszorg. Het belang hiervan is groot, aldus Diop. Jaarlijks overlijden tussen de 7 en 10 miljoen kinderen voor hun vijfde jaar.  100 miljoen kinderen belanden in armoede omdat zijzelf of hun familieleden gezondheidszorg nodig hebben, die ze eigenlijk niet kunnen betalen.  Het feit dat de aanbeveling om te komen tot een Social Protection Floor afgelopen juni bijna unaniem werd aangenomen toont de bereidheid van de leiders van de wereld om de gaten in de sociale zekerheid op te lossen.
Sociale zekerheid is een individueel recht én een economische noodzaak. De Social Protection Floor geeft regeringen richtlijnen. Hij gaat uit van een “rights-driven”  benadering: dat wil zeggen dat hij mensenrechten centraal stelt.  Dat veronderstelt ook dat de staat verantwoordelijk is en dat de  realisatie van zo’n Social Protection Floor niet aan de markt overgelaten kan worden. Toegang tot basisgezondheidszorg en een basale inkomenszekerheid zijn twee van die rechten. Of, zoals het rapport van de commissie Bachelet het zegt: de Social Protection Floor is “…an integrated set of social policies designed to guarantee income security and access to essential social services for all, paying particular attention to vulnerable groups and protecting and empowering people across the life cycle. It includes guarantees of:

·         basic income security, in the form of various social transfers (in cash or in kind), such as pensions for the elderly and persons with disabilities, child benefits, income support benefits and/or employment guarantees and services for the unemployed and working poor;

·         universal access to essential affordable social services in the areas of health, water and sanitation, education, food security, housing, and others defined according to national priorities.

The core idea is that no one should live below a certain income level and everyone should
at least have access to basic social services.”

Overigens wordt er ook wel gesproken van Social Protection Floors (meervoud). De in juni aangenomen ILO-richtlijn houdt rekening met verschillen tussen landen. Hij gaat er vanuit dat ieder land analyseert waar de gaten in zijn sociale zekerheidssystemen zitten, met name waar het gaat om de meest kwetsbaren, werkende armen en mensen die in de informele economie werken.
Het is niet de bedoeling dat de Social Protection Floor tegelijk ook het plafond gaat vormen. Er is sprake van een tweefasen-strategie:

  • de horizontale dimensie houdt in dat er eerst een basisset van garanties voor iedereen wordt ingevoerd
  • waarna geleidelijk een hoger niveau van sociale zekerheid gerealiseerd wordt ( de verticale dimensie).
Systemen van sociale zekerheid, aldus Diop, fungeren als efficiënte sociale en economische stabilisatoren en zijn daarom van belang voor iedereen. Ze dragen bij aan een duurzame economische groei. Social workers zijn nodig om de Social Protection Floor naar de steden en dorpen te brengen, naar de mensen die tot nu toe door de mazen van de sociale zekerheid vielen. Social workers zijn in de beste positie om de Social Protection Floor te helpen implementeren.

Natuurlijk voldoet Nederland in hoge mate aan de richtlijnen rond de Social Protection Floor. Toch kan het geen kwaad om bij bezuinigingen op de sociale zekerheid de richtlijnen erbij te pakken en te bezien of ons land niet door de ondergrens zakt. Bij de plannen rond de huishoudtoets in de Wet Werkloosheid en Bijstand kon je je bijvoorbeeld afvragen of die ondergrens niet erg dichtbij kwam
Meer informatie over dit onderwerp op www.socialprotectionfloor.org en www.socialprotectionfloor-gateway.org

Hans Rosling
Een goede organisator bewaart het lekkerste voor het laatst en zo was het ook vandaag. De openingsceremonie werd afgesloten door Hans Rosling, professor in International Health aan het Karolinska Instituut in Stockholm, maar bovenal mediapersoonlijkheid, bekend van zijn BBC-documentaire “The Joy of Stats”. Rosling is de statistiekleraar die we allemaal hadden willen hebben: vol humor, gedreven en voortdurend bezig om onze schijnbare zekerheid onderuit te halen met verrassende feiten. Als Leo Blokhuis in de Top 2000 à Gogo maakte hij ons deelgenoot van zijn duizelingwekkende feitenkennis. Eigenlijk zou ik helemaal niet over zijn lezing moeten schrijven maar de lezer gewoon moeten verwijzen naar de registratie ervan  of naar zijn website Gapminder.org (“Unveiling the beauty of statistics for a fact-based world”). Maar ik kan het toch niet laten om een paar opmerkelijke punten uit zijn lezing te halen.

Allereerst liet hij ons zien hoe Afrika in de 21e eeuw steeds belangrijker zal worden. Nu zijn we met zeven miljard mensen: globaal gesproken een miljard in de VS, in Europa en in Afrika en 4 miljard in Azië. In 2050 zijn daar een miljard Afrikanen en een miljard Aziaten bijgekomen. Daarna stagneert de groei in Azië en komt er alleen nog een miljard mensen in Afrika bij. Uiteindelijk, gelooft hij, zal de wereldbevolking maximaal 9 miljard mensen tellen.
De explosieve groei van de wereldbevolking in de laatste decennia wordt vooral veroorzaakt door een vermindering van de kindersterfte, terwijl het aantal geboorten niet even sterk terugloopt. Mensen zien hun kinderen als hun oudedagsvoorziening. 200 jaar geleden werden er wereldwijd gemiddeld  6 kinderen per ouderpaar geboren. Vier daarvan stierven er voor ze zelf kinderen konden krijgen. Zo bleef de bevolking gelijk: twee kinderen per ouderpaar. In de meeste rijke landen krijgt een ouderpaar nu twee kinderen en sterven er nauwelijks nog kinderen. Maar in sommige landen, met name in regio’s  met veel sociale en economische ongelijkheid en in onveilige landen als Afghanistan slaat family planning niet aan. Ouders blijven gemiddeld vier kinderen krijgen, terwijl de kindersterfte ondanks alles minder wordt. Hier vindt de groei van de wereldbevolking plaats. Verdere daling van het aantal geboorten is alleen mogelijk als we zorgen voor voldoende “social safety”.

Ook binnen landen, bijvoorbeeld als Ghana, zijn er enorme verschillen in geboortecijfers, die samenhangen met inkomensverschillen. De meeste mensen krijgen maar een of twee kinderen. Het zijn de arme mensen die de bevolkingsaanwas veroorzaken. Landengemiddelden zeggen niet zoveel; dat is een van de problemen van de millenniumdoelen. Om goed te kunnen sturen op geboortecijfers moet je ook subregionale verschillen in beeld hebben. Daarbij liet Rosling zien dat daling van geboortecijfers niet volgt op economische groei, maar dat economische groei het gevolg is van betere gezondheidszorg en daling van geboortecijfers. Als ouders minder kinderen hebben kunnen ze meer investeren in hun opleiding en scholing en stijgt het welvaartsniveau “the demographic dividend” noemde Rosling dat). Nu moet ik er wel bij zeggen dat hij zijn stelling vooral onderbouwde aan de hand van de cijfers van China en dat is bij uitstek een land waar het geboortecijfer van bovenaf met harde hand gereguleerd is. Of in andere landen de relatie ook zo duidelijk is (eerst een lager geboortecijfer, dan meer welvaart) valt nog te bezien.
Wat we ons niet realiseren is dat 80% van de gezinnen, ook in wat wij de Derde Wereld noemen, al gemiddeld 2 tot 2,5 kinderen heeft. Het zijn de allerarmsten die nog veel kinderen krijgen. Wij denken en handelen nog teveel vanuit een wereldbeeld dat 25 jaar geleden misschien correct was, maar nu niet meer. Het verschil tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden is veel minder scherp dan voorheen. Veel landen in Afrika kennen een gestage economische groei. Brazilië leent per jaar 30 miljard dollar uit aan de VS. Noorwegen geeft nog steeds ontwikkelingshulp aan Brazilië, maar kan dat geld beter rechtstreeks overmaken naar de VS, aldus Rosling. De economische crisis van de afgelopen vijf jaar zag hij dan ook niet als een global crisis, maar als een westerse crisis, veroorzaakt door banken die niet genoeg aan banden zijn gelegd. Afrika beneden de Sahara heeft een economische groei van 5% per jaar over de laatste 5 jaar. In Europa is dat 0,3%. Of dat beeld van een bloeiende Derde Wereld helemaal correct is betwijfel ik overigens wel. Nog dit weekend was in Trouw een verslag te lezen van een Nederlandse die in Rio woont. Zij beschreef hoe zelfs in de meest luxe wijken de openbare voorzieningen (wegen, trottoirs, openbaar vervoer) nog lang niet van het niveau zijn dat we in Nederland gewend zijn.
Duidelijk is wel dat de wereld anders in elkaar steekt dan wij denken. Beantwoord voor jezelf eerst de volgende vragen en kijk dan wat het juiste antwoord is:

·         Hoeveel procent van de Tanzanianen kan op 20-jarige leeftijd lezen:  20-40-60-80% ?

·         Hoeveel kinderen krijgt een vrouw in Bangladesh gemiddeld? 5,5-5,4-3,5-2,5?

·         Wat is de gemiddelde levensverwachting in Vietnam? 45-55-65-75 jaar?
Dit zijn vragen die Rosling stelde in een onderzoek naar wat Zweden nu eigenlijk van de wereld weten. In alle gevallen was het laatste antwoord het juiste. Gemiddeld had slechts 5% van de respondenten dit antwoord gekozen; ver beneden de gokkans.  Rosling verklaarde dit onjuiste wereldbeeld vanuit het gegeven dat deze landen zich in sociaal opzicht enorm ontwikkeld hebben, terwijl wij in het Westen ze beoordelen op hun economische groei. Er is zeker nog armoede in deze landen maar de sociale  en economische ongelijkheid enorm afgenomen. Economische groei komt daarna. In de rest van zijn verhaal liet Rosling zien hoe economische groei en gelijkheid elkaar bevorderen. Alleen binnen bepaalde marges van (in)equality kan een land groeien. Als er teveel ongelijkheid is, is er geen groei. En als er helemaal geen ongelijkheid is (zoals in Noord-Korea of het voormalige Oostblok) is er evenmin groei.

Je kunt je afvragen wat wij hier in Nederland nu mee moeten. Ons geboortecijfer ligt allang onder de 2 en vergeleken met Tanzania, Vietnam en Bangladesh hebben we uitstekende gezondheidszorg en sociale voorzieningen. Rosling laat echter zien (net zoals Lorenz dat op de laatste dag zou doen) dat de neoliberale wind die nu waait onze welvaart kan bedreigen wanneer sociaal-economische verschillen te groot worden. Hij laat ook zien dat de overheid een taak heeft in het creëren van de condities voor duurzame economische ontwikkeling en gezondheid. Of, zoals Rosling het op zijn eigen wijze wist te verwoorden: “Many talk about CSR (corporate social responsibility; vrij vertaald: maatschappelijk verantwoord ondernemen, BB). I have another acronym I like much more. It’s TAX
Binnenkort meer over het vervolg van de conferentie