de Grote Dame, alias Gerda Dijksman |
Nu de Grote Dame uit Drente gestruikeld is over net een Tweet teveel, klinkt direct de roep om richtlijnen voor het omgaan met social media. De American Medical Association zag de problemen al aankomen en heeft regels opgesteld waarin staat hoe artsen social media kunnen gebruiken zonder dat ze juridische of ethische regels overtreden. Dat meldt de website van de AMA .
Artsen moeten oppassen wat ze doen met sociale media als Twitter en Facebook. De scheiding tussen privé en werk is bij veel sociale media erg dun, als hij er al is. Hoe zou je zelf reageren je als een cliënt (of een familielid of buurman van die cliënt) je wil volgen op Twitter? En hoe als een collega van een andere organisatie, waar je overdag mee samenwerkt, dat vraagt? Hoe bewust ben je je van het feit dat anderen kunnen zien wat jij op het internet aan het doen bent? Zelfs als je je privacy-instellingen op Facebook heel strikt hebt ingesteld kunnen anderen nog dingen van jou doorsturen.
Het AMA-beleid schetst een aantal overwegingen die artsen moeten maken voordat zij bezig gaan met social media, zo is te lezen in het artikel op de website van de AMA. Niet alleen de aanwezigheid in sociale media, maar elke online activiteit die een arts (of hulpverlener) zou kunnen ondernemen kan effect hebben op het beeld dat patiënten/cliënten van hem hebben en dus op zijn professioneel functioneren. Dat geldt zelfs al voor online activiteiten die hulpverleners/artsen in opleiding ondernemen. Je zal als groepsleider op een leefgroep maar in gesprek moeten met een ouder die net dat Youtube-filmpje heeft opgediept waar jij stomdronken je Gerard Joling-imitatie geeft.
Een van de regels uit de handleiding is dat elke online interactie met een patiënt in overeenstemming moet zijn met de professionele richtlijnen in de arts-patiëntrelatie. Ook dienen artsen alle beschikbare privacy-instellingen op sociale media en andere websites in acht te nemen, maar tegelijkertijd moeten zij zich realiseren dat deze privacywaarborgen niet absoluut zijn, en dat alle content permanent op het internet blijft staan. Daarom zouden artsen zichzelf regelmatig moeten googelen om ervoor te zorgen dat de persoonlijke en professionele informatie op hun eigen sites - en die van anderen - juist en gepast is.
Ook als je zelf niet actief bent op het internet kunnen jij of je organisatie voorwerp van bespreking zijn in een forum of in een blog. Sommige artsen zijn bang dat hun goede naam geschaad wordt door dingen die er op het internet over ze gezegd en geschreven worden. Ook in Nederland zijn voorbeelden bekend van mensen die uit onvrede met de Raad van de Kinderbescherming zaken met naam en toenaam op het web zetten. Vaak is hier juridisch niet veel aan te doen.
De AMA raadt organisaties sterk aan beleid te ontwikkelen met betrekking tot het gebruik van sociale media en het reageren op berichten op internet. Ik heb niet de indruk dat er in de hulpverleningssector in Nederland al veel instellingen zijn die een dergelijk beleid geformuleerd hebben. Misschien kan de beroepsvereniging het voortouw nemen en een richtlijn formuleren?
De American Medical Association wil overigens artsen niet ontmoedigen sociale media te gebruiken. Volgens de AMA is internet juist heel geschikt om contact te houden met collega's en (ex-)patiënten. Ook zijn sociale media geschikt om standpunten over gezondheid(szorg) te verspreiden onder veel mensen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten