Totaal aantal pageviews

donderdag 30 december 2010

Na 27 jaar erkenning voor maatschappelijk werker Spijkers

Wat zou jij doen als je werkgever iets van je zou vragen wat je absoluut niet zou kunnen verenigen met de centrale waarde van je beroep: mensen tot hun recht laten komen? En hoe ver zou je gaan? Zou je bereid zijn je baan op het spel te zetten? Hypothetische vragen? Niet voor Fred Spijkers, net als Irena Sendler een held van het maatschappelijk werk.

Het verhaal begint in 1984, als de militair Rob Ovaa, vader van twee kinderen, verongelukt doordat een oefenlandmijn onverwachts explodeert. Fred Spijkers, bedrijfsmaatschappelijk werker van Defensie, wordt naar de echtgenote gestuurd om haar vertellen dat haar man door eigen onvoorzichtigheid is overleden. Maar Spijkers vermoedt dat de AP-23 een mankement heeft en structureel onveilig is. Er zijn namelijk al eerder doden gevallen. Vanaf die dag zijn Spijkers en Marjolein Ovaa bondgenoten tegen Defensie, dat alles doet om de zaak in de doofpot te houden. Spijkers gaat zelf op onderzoek uit en ontdekt dat al sinds 1970 bekend is dat de mijnen niet deugen. Uiteindelijk blijken er acht doden te zijn gevallen door de mijn.

Zijn chef is niet gediend van zijn optreden. Hij schakelt de inlichtingendienst in om een onderzoek uit te voeren naar Spijkers. Dat levert op dat Spijkers “politiek crimineel” is. Dat is in 1986. Een jaar later wordt hij onderzocht door een psychiater, die hem als paranoïde en schizofreen diagnosticeert. Hij komt in de WAO terecht. Later wordt deze episode onderzocht door de Geneva Initiative on Psychiatry , een internationaal werkende organisatie die politiek misbruik van de psychiatrie bestrijdt. Deze organisatie onderzoekt in 1993 of Defensie heeft geprobeerd om de klokkenluider ten onrechte te “psychiatriseren”. Het oordeel is keihard. De overheid heeft om politieke redenen geprobeerd om Spijkers tot psychiatrisch patiënt te verklaren. Er is geknoeid met dossiers van de Rijks Bedrijfsgezondheids- en Bedrijfsveiligheidsdienst, een afdeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Rapportages van deskundigen zijn herschreven, waardoor Spijkers als psychiatrisch patiënt te boek staat.


Fred Spijkers in een aflevering van het TV-programma
Dossier Weerwerk in 1999

In een lijdensweg van meer dan 20 jaar probeert Spijkers via de rechter zijn ontslag ongedaan te maken. Aanvankelijk zonder succes. In 1997 nog oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat het ontslag terecht is en geen relatie heeft met de zaak van de landmijnen. Spijkers heeft de verstoorde verhoudingen – en dus het ontslag – aan zichzelf te wijten. Een jaar later blijkt echter dat de rechter een oud-ambtenaar is die mogelijk zelf bij het ontslag betrokken was en de zaak dus nooit had mogen doen.

Op verzoek van de Tweede Kamer doet de Nationale Ombudsman onderzoek naar de ongevallen van met de AP-23. In zijn conclusie noemt hij het gedrag van het ministerie "onthutsend". Over de zaak Spijkers zelf mag de Ombudsman zich op grond van zijn statuten niet uitlaten. De zaak is immers onder de rechter geweest en afgehandeld. De Kamer ziet echter dat de weduwe Ovaa en Spijkers ernstig beschadigd zijn door Defensie. Op aandrang van de Kamer komt er een onderzoek van KPMG met een advies over hoe de zaak op te lossen. Defensie zegt toe het advies als bindend te zullen accepteren. Staatssecretaris Van Hoof houdt woord en aanvaardt het advies onverkort, wanneer het is gearriveerd. Hij biedt Spijkers namens het Ministerie excuses aan voor het begane onrecht. Op zijn eigen briefpapier erkent hij dat Defensie Spijkers ernstig misleid heeft. Het stuk heeft echter nog  de status van concept. Na de verkiezingen lapt de nieuwe staatssecretaris, Van der Knaap, de toezeggingen  aan zijn laars en wijst hij het bereikte akkoord af.

En zo gaat het maar door, tot eind 2002 de staatssecretaris, onder druk van de Kamer, alsnog akkoord gaat en een zogeheten “vaststellingsovereenkomst” tekent. Hij belooft ‘administratieve rectificatie’ aan Spijkers. In het contract erkent de Staat dat Spijkers bewust is ‘misleid’ en ‘onzorgvuldig’ en ‘onheus’ is bejegend. Spijkers krijgt een koninklijke onderscheiding en een schadevergoeding van 1,6 miljoen. Dat lijkt veel, maar je moet daarbij wel bedenken dat zijn WAO-uitkering teruggevorderd is omdat het ABP zich opgelicht voelde door Defensie (Spijkers was immers helemaal niet arbeidsongeschikt) en dat Spijkers in al die jaren geen pensioen heeft kunnen opbouwen.

Spijkers procedeerde verder om ook het vonnis uit 1997 teruggedraaid te krijgen en dat is nu gelukt. De Centrale Raad van Beroep geeft deze keer aan dat de verstoorde verhoudingen vooral aan de Minister van Defensie te wijten waren en dat er wel degelijk een verband was tussen het ontslag en de affaire met de landmijn. Een belangrijke basis voor deze herziening vormden oude archiefstukken die Spijkers in 2009 gevonden had en die aantoonden dat Defensie op een aantal punten had gelogen.

Met dit vonnis zegt de Centrale Raad in feite dat Spijkers beroepsethisch juist heeft gehandeld. Artikel 23 van de beroepscode zegt namelijk dat de maatschappelijk werker de uitvoering van van de doelstelling van zijn organisatie moet toetsen aan de voorwaarden voor een goede beroepsuitoefening. En het is duidelijk dat met de opdracht om te liegen tegen de weduwe Ovaa  artikel 1 in het gedrang kwam: “De maatschappelijk werker bevordert het tot zijn recht komen van de cliënt in wisselwerking met zijn omgeving”.  De toelichting bij artikel 23 geeft uitdrukkelijk aan dat maatschappelijk werkers daarbij een zekere mate van professionele autonomie nodig hebben.

In zijn bijdrage op Casusconsult wijst Jaap Buitink er dan ook op dat de betekenis van dit vonnis verder reikt dan alleen de zaak Spijkers. Hij geeft het voorbeeld van een werkgever die als beleid heeft dat de hulpverlening wordt afgesloten als een cliënt twee keer niet is komen opdagen. Maar wat als dat wegblijven het gevolg is van huiselijk geweld?  Social workers hebben professionele ruimte nodig om in zo’n geval hun eigen beslissing te nemen, al moeten ze wel bereid zijn daar verantwoording over af te leggen.

Des te vreemder dat de beroepsvereniging, de NVMW, zich in deze kwestie zo afzijdig heeft gehouden. De zaak is vooral op gang gehouden door de pers en, in een later stadium, door de FNV. Misschien is dit een mooi moment om die vergissing, voor zover mogelijk, alsnog recht te zetten. De Canon Sociaal Werk heeft dat in ieder geval al gedaan met een heel mooi en uitgebreid lemma over Fred Spijkers.

Verder lezen:
artikel (NRC) over een wetenschappelijk onderzoek uit 2008 naar de affaire Spijkers
artikel uit "Binnenlands Bestuur"(2009)
dossier Spijkers van het Katholiek Nieuwsblad

Kijken
Klokkenluiders in de kou; aflevering van Zembla uit 2008 met onder andere aandacht voor Spijkers
item NOS-journaal 28-12-2010 over de zaak Spijkers


Update d.d. 24 februari. Het tijdschrift PSY publiceert in de digitale nieuwsbrief een interview met Spijkers met daarin links naar allerlei originele documenten. Onthutsend! http://www.psy.nl/meer-nieuws/nieuwsbericht/article/fred-spijkers-ineens-zat-ik-in-de-afdeling-mattaklap/

woensdag 29 december 2010

American Medical Association presenteert richtlijnen voor omgaan met social media

de Grote Dame, alias Gerda Dijksman
Nu de Grote Dame uit Drente gestruikeld is over net een Tweet teveel, klinkt direct de roep om richtlijnen voor het omgaan met social media. De American Medical Association zag de problemen al aankomen en heeft regels opgesteld waarin staat hoe artsen social media kunnen gebruiken zonder dat ze juridische of ethische regels overtreden. Dat meldt de website van de AMA .

Artsen moeten oppassen wat ze doen met sociale media als Twitter en Facebook. De scheiding tussen privé en werk is bij veel sociale media erg dun, als hij er al is. Hoe zou je zelf reageren je als een cliënt (of een familielid of buurman van die cliënt) je wil volgen op Twitter? En hoe als een collega van een andere organisatie, waar je overdag mee samenwerkt, dat vraagt?  Hoe bewust ben je je van het feit dat anderen kunnen zien wat jij op het internet aan het doen bent? Zelfs als je je privacy-instellingen op Facebook heel strikt hebt ingesteld kunnen anderen nog dingen van jou doorsturen.

Het AMA-beleid schetst een aantal overwegingen die artsen moeten maken voordat zij bezig gaan met social media, zo is te lezen in het artikel op de website van de AMA.   Niet alleen de aanwezigheid in sociale media, maar elke online activiteit die een arts (of hulpverlener) zou kunnen ondernemen kan effect hebben op het beeld dat patiënten/cliënten van hem hebben en dus op zijn professioneel functioneren. Dat geldt zelfs al voor online activiteiten die hulpverleners/artsen in opleiding ondernemen. Je zal als groepsleider op een leefgroep maar in gesprek moeten met een ouder die net dat Youtube-filmpje heeft opgediept waar jij stomdronken je Gerard Joling-imitatie geeft.
Een van de regels uit de handleiding is dat elke online interactie met een patiënt in overeenstemming moet zijn met de professionele richtlijnen in de arts-patiëntrelatie. Ook dienen artsen alle beschikbare privacy-instellingen op sociale media en andere websites in acht te nemen, maar tegelijkertijd moeten zij zich realiseren dat deze privacywaarborgen niet absoluut zijn, en dat alle content permanent op het internet blijft staan. Daarom zouden artsen zichzelf regelmatig moeten googelen om ervoor te zorgen dat de persoonlijke en professionele informatie op hun eigen sites - en die van anderen - juist en gepast is.

Ook als je zelf niet actief bent op het internet kunnen jij of je organisatie voorwerp van bespreking zijn in een forum of in een blog. Sommige artsen zijn bang dat hun goede naam geschaad wordt door dingen die er op het internet over ze gezegd en geschreven worden. Ook in Nederland zijn voorbeelden bekend van mensen die uit onvrede met de Raad van de Kinderbescherming zaken met naam en toenaam op het web zetten.  Vaak is hier juridisch niet veel aan te doen.
De AMA raadt organisaties sterk aan beleid te ontwikkelen met betrekking tot het gebruik van sociale media en het reageren op berichten op internet. Ik heb niet de indruk dat er in de hulpverleningssector in Nederland al veel instellingen zijn die een dergelijk beleid geformuleerd hebben. Misschien kan de beroepsvereniging het voortouw nemen en een richtlijn formuleren?
De American Medical Association wil overigens artsen niet ontmoedigen sociale media te gebruiken. Volgens de AMA is internet juist heel geschikt om contact te houden met collega's en (ex-)patiënten. Ook zijn sociale media geschikt om standpunten over gezondheid(szorg) te verspreiden onder veel mensen.

dinsdag 28 december 2010

Eigen Kracht nu ook als AO-boekje

Je kent ze misschien nog wel. De AO-boekjes, die je vroeger in de bibliotheek leende als je een spreekbeurt moest houden over je parkiet of over blindegeleidehonden. Ze waren er al toen de Daily Social Worker nog op de lagere school zat en droomde van een carrière als ruimtevaarder. In die serie (hoeveel delen zouden er intussen al zijn?) is nu een boekje verschenen over Eigen Kracht. 24 pagina’s met daarin in a nutshell de principes van Eigen Kracht (een begrip dat verder reikt dan alleen de jeugdzorg). Te bestellen (voor  € 5,75) via de website van AO. Maar je kunt natuurlijk ook (gratis) heel veel informatie vinden op de website van Eigen Kracht Nederland. Voor als je nog eens een keer een spreekbeurt moet houden.

maandag 27 december 2010

De nieuwe professional; wat doet die dan?

De Kerstdagen zijn voorbij; tijd voor een nieuwe bijdrage voor de Daily Social Worker!
Na twee dagen binnen zitten en (veel) lekker eten leek activering mij wel een mooi onderwerp.

Het laatste nummer van 2010 van  Maatwerk, vakblad voor maatschappelijk werk is bijna geheel gewijd aan de WMO, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Er is onder meer een lezenswaardig artikel waarin hoogleraar maatschappelijk werk Hans van Ewijk de WMO bespreekt in de context van de klassieke strijd van de overheid tegen de armoede en de ongeletterdheid. Hij ziet de WMO als een wet die past in de ontwikkeling naar een activeringsstaat, een afgeslankte variant van de klassieke welvaartsstaat. Verder legt hij ook verbanden met de Europese eenwording. In plaats van de negen prestatievelden (het lukt mij nog steeds niet om ze alle negen te onthouden) noemt hij drie globale opdrachten die uit de wet voortvloeien:
  • maatschappelijk opvoeden: zorgen dat kinderen onder redelijke omstandigheden groot kunnen worden
  • zorgen dat kwetsbare burgers volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving
  • sociale cohesie; zorgen voor samenhang in de samenleving. “De boel bij elkaar houden” is in bepaalde kringen een vloek geworden, maar het is wel een van de opdrachten van de WMO.

De WMO houdt de gemoederen al een aantal jaren erg bezig. Van ons als opleiders wordt verwacht dat wij de WMO-competenties [door Movisie overzichtelijk beschreven in de  Handreiking Professioneel Ondersteunen) in ons onderwijsprogramma opnemen. Politici en beleidsmakers hoor je over De Nieuwe Professional en Welzijn Nieuwe Stijl. Maar vaak is niet duidelijk wat die nieuwe professional nou concreet doet. Moeten onze afgestudeerden straks buurtbarbecues organiseren of een vrijwillige klussendienst runnen?

Een mooi antwoord op die vraag geeft een ander artikel in hetzelfde nummer. In de rubriek “Werk in uitvoering” legt telkens een maatschappelijk werker een ethisch of methodisch probleem voor aan een drietal deskundigen. Deze keer gaat het over een gezin met drie opgroeiende kinderen. Moeder is recent nog opgenomen geweest in een psychiatrisch ziekenhuis. Nu zit ze in hechtenis wegens herhaald rijden zonder rijbewijs. Vader is ernstig beperkt door een hersenbloeding, maar staat nu wel alleen voor het huishouden. Er zijn flinke schulden, maar moeder heeft het budgetbeheer via de GGz opgezegd. De kinderen staan onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. Een uithuiszetting dreigt, niet alleen vanwege huurschuld, maar ook vanwege het woongedrag van het gezin. De man heeft zelf de badkamer willen vernieuwen, maar dit is jammerlijk mislukt, met lekkages tot gevolg. Verder heeft hij de vaste trap naar de zolder afgezaagd en verplaatst, waardoor een gevaarlijke situatie is ontstaan. De badkamer is niet meer bruikbaar en de slaapkamers van de kinderen op zolder zijn niet langer bereikbaar. De woningbouwvereniging heeft het maatschappelijk werk ingeschakeld om een oplossing te zoeken. Men stelt wel eisen: als het gezin de badkamer niet snel herstelt gaat men het zelf doen, op kosten (€ 15.000) van de bewoners.

De maatschappelijk werker voelt zich opgejaagd door alle samenwerkingspartners: woningbouwvereniging, politie, Jeugdzorg, schuldhulpverlening. Ze willen allemaal iets anders en willen dat zo snel mogelijk. De maatschappelijk werker is afhankelijk van hun medewerking en wil ze daarom tegemoet komen maar kan niet iedereen tevreden stellen. Hij (of zij, dat vermeldt het verhaal niet) zit klem tussen alle instanties.

Dit is nu een voorbeeld van een situatie waarin de contouren van die nieuwe professional zichtbaar kunnen worden. De maatschappelijk werker heeft al de context benut door de buren in te schakelen ter versterking van het netwerk om het gezin. Maar hij zou zich hier veel meer moeten profileren als de regisseur van ook het professionele netwerk, die samen met de professionele partners en het gezin vaststelt wat wel en niet haalbaar is en in welk tempo en welke bijdrage daarvoor door elk van de partijen (ook het gezin zelf) geleverd moet worden. Nu laat hij zich door de woningbouwvereniging opschepen met een onmogelijke opdracht. Tegelijkertijd wordt uit de casus ook niet duidelijk wat het gezin zelf bijdraagt aan een oplossing.

Duidelijk zijn over wat je wel en niet kunt, grenzen durven stellen, partijen bij elkaar zetten en laten onderhandelen over wat wel en niet mogelijk is, zelf ook durven onderhandelen en een inspanning vragen van alle partijen; dat zijn zo wat kenmerken van die nieuwe professional. En daarbij kunnen maatschappelijk werkers en sociaal-pedagogen zich dus best op het microniveau van het gezin en zijn sociale omgeving blijven richten en hoeven ze geen halve opbouwwerkers te worden. Maar wel wat meer lef tonen, graag. En dat is voor een aantal hulpverleners, die van oudsher gericht zijn op de wensen van anderen en het anderen te vriend houden niet gemakkelijk.

Meer informatie over de WMO op http://www.invoeringwmo.nl/

dinsdag 21 december 2010

Interessante informatie over jongeren in Nederland: Trendrapport 2010

Afgelopen woensdag verscheen het Trendrapport 2010 van de Landelijke Jeugdmonitor.
De Jeugdmonitor is een instrument van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarmee beleidsmakers en onderzoekers (en ook docenten en studenten!) informatie kunnen vinden over de situatie van de jeugd in Nederland. De Jeugdmonitor bevat indicatoren en publicaties over de jongeren van 0 tot 25 jaar op de volgende gebieden: jongeren en gezin, gezondheid en welzijn, onderwijs, arbeid en justitie.  Veel cijfers zijn ook naar regio of zelfs naar gemeente uitgesplitst. Zo kun je in de Lokale Jeugdspiegel, een onderdeel van de Jeugdmonitor, bijvoorbeeld opzoeken hoeveel tienermoeders Enschede rijk is.

Jaarlijks verschijnt er vanuit de Jeugdmonitor een Trendrapport. Zoals de naam al aangeeft beschrijft het rapport de ontwikkelingen die zich het afgelopen jaar (eigenlijk de afgelopen jaren) rond jongeren in Nederland hebben voorgedaan. Het rapport is ingedeeld volgens de zes hierboven genoemde thema’s. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een artikel waarin een hoogleraar zijn of haar visie op het betreffende thema geeft. Zo denkt Peter van der Laan dat de dalende criminaliteitscijfer onder jongeren niet het gevolg zijn van een dalende criminaliteit, maar van een ander opsporingsbeleid van de politie, die zich meer concentreert op zware criminaliteit. En vraagt Wilma Vollebergh zich af of de jeugdzorg en dan met name de jeugd-GGz de verschillen tussen jongeren uit hogere en die uit lagere sociaal-economische milieus niet eerder vergroot dan verkleint.

In het rapport zelf wordt een groot aantal ontwikkelingen besproken. Zo is de gemiddelde levensverwachting van kinderen die in 2009 geboren werden 2 tot 3 jaar hoger dan in 2000 (ruim 82 jaar voor meisjes; ruim 78 jaar voor jongens).  Het gaat in zijn algemeenheid goed met jongeren in Nederland. Ze zijn gezonder en doen het beter op school dan in 2000. Wel is het toenemende overgewicht een reden tot zorg.  Bovendien is het aantal jongeren dat onder toezicht is gesteld sterk gestegen: van 21.000 in 2000 naar 33.000 in 2009. Belangrijkste oorzaak lijkt te zijn dat raadsonderzoekers en gezinsvoogden onder invloed van zaken als die rond Savannah en het Maasmeisje geen risico’s meer nemen.  Een andere opmerkelijke uitkomst is dat een op de drie jongeren tussen de 15 en de 25 jaar zich wel eens onveilig voelt. Ruim een op de drie werd in 2009 slachtoffer van een of meer delicten; jongens even vaak als meisjes. Daar staat weer tegenover dat het aantal tienermoeders tussen 2000 en 2009 spectaculair daalde: van 3400 naar 2400. In Europa kent alleen Zwitserland minder tienermoeders.

Het Trendrapport 2010, een co-productie van het Ministerie van VWS en het Centraal Bureau voor de Statistiek, is hier te downloaden.
De Jeugdmonitor is hier hier in te zien.

NOS zet meer dan 75 uur aan historisch beeldmateriaal online

Eind december: tijd voor jaaroverzichten en rijtjes. Gisteren werden de meest irritante reclamespot en -persoonlijkheid bekend gemaakt. De NOS levert een prachtige bijdrage door alle jaaroverzichten van het NOS- (en daarvoor NTS-Journaal) online te plaatsen. Een prachtig beeld van wat ons Nederlanders vanaf 1956 tot nu bezig hield. Met onder meer:
  • 1957: de invoering van de Algemene Ouderdomswet
  • 1961: de eerste mens in de ruimte en de bouw van de Berlijnse muur
  • 1963: de ontdekking van de gasbel van Slochteren, een belangrijke pijler onder onze huidige welvaart
  • 1967: rassenrellen in de VS
  • 1970: voor het eerst aandacht voor de gevaren van milieuvervuiling
  • 1972: rassenrellen in Rotterdam tussen jongeren en Turkse gastarbeiders
  • 1973: de energiecrisis
  • 1975 en 1977: gijzelingen en treinkapingen door Molukkers
  • 1979: de Iraanse revolutie. Ayatollah Khomeini komt aan de macht
  • 1981: de Poolse vakbond Solidarnosc krijgt steeds meer invloed. Eerste scheurtjes in het Oostblok.
  • 1985: Rock Hudson is de eerste bekende persoonlijkheid die aan AIDS overlijdt
  • 1989: val van de Berlijnse Muur
en ga zo maar door. Maar natuurlijk ook allerlei "klein nieuws" zoals de opkomst van de hotpants en het uit elkaar gaan van Doe Maar.

Het dossier met de jaaroverzichten is te vinden in het  Dossier NOS Jaaroverzichten Online

maandag 20 december 2010

Eerwraak in beeld

De afgelopen weken zijn er twee interessante documentaires over eerwraak te zien geweest op de Nederlandse televisie. Ik bespreek ze in de volgorde waarin ik ze bekeken heb. Een volgorde, die volgens mij de beste is.

Eerwraak is een thema waar nog veel over bekend is. Per jaar worden zo’n 15 vrouwen gedood vanwege eergerelateerde kwesties, maar de impact van het probleem is veel groter. Veel vrouwen of meisjes geven uiteindelijk toe aan de druk en belanden zo in een huwelijk dat ze niet willen en waarin ze ongelukkig worden. De factsheet huiselijk geweld 2008 van Movisie  heeft het over eergerelateerd geweld: “Bij eergerelateerd geweld gaat het om geestelijk of fysiek geweld gepleegd in reactie op (dreiging van) schending van de eer. Er zijn drie kenmerken: ten eerste moet er sprake zijn geweest van (vermeend) seksueel contact. Ten tweede moet dit bekend zijn buiten de familie. Als derde moet er geen vredelievende oplossing mogelijk zijn (zoals een huwelijk). Kenmerkend voor eerwraak is verder dat het een familiebesluit is, geen individueel besluit van een vader of broer”
               
Hulpverlening in kwesties rond eerwraak vergt veel kennis van de culturele achtergrond. Kennis, die nogal eens ontbreekt. In de documentaire Code Rood: Eerwraak komt een aantal voorbeelden voor van situaties waarin ouders zeggen dat het probleem van de baan is en dat hun dochter veilig thuis kan komen, maar waarin dat alleen maar een truc is om haar weer onder hun hoede te krijgen, soms met fatale afloop.

De eerste documentaire die ik gezien heb was (met dank aan collega Victor Boldewijn, die mij er op attendeerde) was Not like my sister,  een documentaire van de Zweedse regisseur Leyla Assaf-Tengroth. Assaf-Tengroth maakte in 1994 in haar geboorteland Libanon een korte speelfilm, The Freedom Gang (1994), waarin de negenjarige Rim Kerkatli uit de sterren van de hemel speelt. Rim is de dochter van een Syrische familie die naar Libanon geëmigreerd is. De band met het plattelandsdorp waaruit men afkomstig is, is nog sterk. Rim was de regisseur opgevallen door haar levenslust en haar vrijheidsdrang.

Mede door het succes van de film kan Rim naar school, waar ze zich als een zeer intelligente leerling ontpopt. Het sprookje houdt echter op als Rim 13 jaar is en door haar vader uitgehuwelijkt wordt aan een oudere neef.  Jaren later keert de regisseur terug naar het dorp om het leven van Rim en haar jongere zus Dalida in beeld te brengen. Rim heeft drie kinderen en heeft het gevoel dat haar leven voorbij is. Ze mag niet naar buiten en mag haar familie niet bezoeken zonder toestemming van haar man. Eten is haar enige tijdverdrijf.

Dalida doet alles om een zelfde lot te ontlopen. Ze verzet zich tegen pogingen van haar familie om haar uit te huwelijken, zelfs als dat er toe leidt dat ze bijna doodgeslagen wordt door haar vader. Dan wordt ze verliefd op een man uit een christelijke familie.

De film laat op indrukwekkende wijze zien hoe belangrijke besluiten als het aangaan van een huwelijk nooit alleen door de ouders genomen worden, maar door de hele familie.  Dat verklaart mogelijk ook het in mijn ogen soms grillige gedrag van de ouders. Het ene moment vermoordt vader de dochter bijna omdat zij zijn eer heeft aangetast; het volgende moment steunt hij opeens Dalida, zelfs als dat een breuk met zijn voltallige familie betekent. Ik vroeg me af in hoeverre hier toch ook druk achter de schermen van moeder een rol heeft gespeeld, hoewel zij voor de camera meestal haar man steunt. Opvallend is ook hoe Rim, die in het begin steeds haar zus steunt, oordeelt als ze eenmaal besloten heeft om met een christelijke partner te trouwen. Voor Rim, die in het Syrische dorpje woont waar zo’n beetje iedereen familie van elkaar is, betekent het dat ze haar ouders en haar broer en zussen niet meer zal zien. De familieband is immers verbroken.

Drie dingen vielen mij het meest op in de documentaire. In de eerste plaats het feit hoe een huwelijk gezien wordt als een manier om de familiebanden aan te halen – niet tussen twee families die voorheen nog niet verwant waren, maar binnen één familie. In de tweede plaats hoezeer zaken rond eer en huwelijk geregeld worden vanuit een context de veel breder is dan het kerngezin (vader, moeder, broers en zussen). Wil je als hulpverlener iets bereiken in kwesties rond eerwraak, dan zul je  - hetzij direct, hetzij indirect – je op dat grotere geheel moeten richten. Het derde dat mij opviel was hoe gezinsleden soms met een stalen gezicht zaken kunnen vertellen waarvan je kunt nagaan dat ze niet kloppen. Eer is belangrijker dan waarheid. Hieronder kun je de documentaire bekijken. Hij blijft maar tot 16 februari beschikbaar, dus wacht niet te lang!

Get Microsoft Silverlight Bekijk de video in andere formaten.

De tweede documentaire, Code Rood: Eerwraak,  geeft via interviews met slachtoffers een aantal schokkende voorbeelden van eerwraak of de dreiging daarvan. Er zaten wel wat storende onjuistheden in de film. Zo vertelt een meisje dat ze seksueel misbruikt is door haar neef maar dat ze als minderjarige daar zonder toestemming van haar ouders geen aangifte van kan doen. Omdat ze haar maagdelijkheid is verloren heeft zij de eer van de familie geschonden en daarom is ze nu haar leven niet zeker. Het verhaal dat ze geen aangifte kan doen zonder toestemming van haar ouders is volgens mij niet juist. Maar in ieder geval kan de politie tot ambtshalve vervolging (dat wil zeggen: zonder aangifte) overgaan  “als er sprake is van een ernstige bedreiging van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en/of wanneer het slachtoffer zich in een duidelijke afhankelijkheidspositie ten opzichte van de verdachte bevindt” (Juridische aspecten van huiselijk geweld: informatie voor slachtoffers en hun adviseurs, TransAct, 2005)

Opvallende elementen in de documentaire vond ik hoe loyaal sommige meisjes toch nog blijven aan hun vader. Verder ook hier weer het gegeven dat eerwraak niets te maken heeft met woede of wraak maar met zuivering van de eer. Een man laat zo zien dat hij zijn vrouw/dochter onder controle heeft. Een ander opvallend gegeven vond ik het cijfer dat 50% van de meisjes die met eerwraak te maken krijgen misbruikt is door een familielid.

Tenslotte, maar dat heeft niets met eerwraak te maken, viel mij op hoe gemakkelijk gezinnen die hier waarschijnlijk als vluchteling gekomen zijn (uit Irak en Afghanistan) als dat zo uitkomt heen en weer reizen tussen Nederland en hun land van herkomst. Situaties kunnen natuurlijk veranderen, maar het is iets wat mij als maatschappelijk werker ook al opviel.

Get Microsoft Silverlight
Bekijk de video in andere formaten.

zondag 19 december 2010

Narratief werken: de kracht van verhalen.

Verhalen zijn zo oud als de mensheid. Binnen de (klinische) psychologie is er ook altijd wel aandacht geweest voor verhalen. Denk maar aan de psychoanalyse die het verhaal van de patient zag als bron van informatie over allerlei onbewuste strevingen en neurotische conflicten. Freud zelf was trouwens een uitstekend verhalenverteller. Zijn casusbeschrijvingen van bijvoorbeeld Anna O. en de Wolvenman zijn nog altijd zeer de moeite van het lezen waard. Of ze de levensgeschiedenis en de behandeling van de patiënten ook levensecht beschrijven, daar wordt ondertussen sterk aan getwijfeld. Zo is van Anna O., van wie Freud beweerde dat ze door zijn behandeling genezen was, later bekend geworden dat ze opgenomen moest worden in een psychiatrische inrichting (wat hoor overigens niet belette om een van de grondlegsters van het maatschappelijk werk in Duitsland te worden; over herstel gesproken!). Zie voor een samenvatting van de kritiek op Freud De kleren van Keizer Freud van Hilda Schram. Maar ik dwaal af. Waar het om gaat is dat levensverhalen van patiënten werden gezien als een uiting van pathologie.

Rond het midden van de jaren ‘80 vindt in meerdere menswetenschappen the narrative turn plaats. Zelf heb ik  van Dan McAdams The Stories we live by. Personal Myths and the Making of the Self uit 1988 gelezen. McAdams stelt hierin dat mensen in de loop van hun leven hun eigen levensverhaal ontwikkelen. De bouwstenen ervoor ontlenen ze natuurlijk aan hun eigen ervaringen, maar ook aan verhalen en beelden die in onze cultuur overgeleverd worden. Met zo’n levensverhaal geven mensen zin en betekenis aan wat ze meemaken, maar vormen ze ook hun eigen identiteit. Je levensverhaal, dat is dus wie je bent. Maar een levensverhaal is, als het goed is, nooit “af”. Het verandert onder invloed van de dingen die je meemaakt. Wat je op je 50e over je jeugd vertelt kan iets anders zijn dan wat je er op je 25e over vertelt.  

McAdams is onderzoek blijven doen naar levensverhalen. In zijn recentere werk concentreert hij zich op twee basisplots: contamination en redemption. Contamination verwijst naar iets moois, iets goeds, dat op de een of andere manier verstoord raakt, waarna het leven nooit meer zijn oude glans krijgt. Mij schiet daarbij altijd meteen Le Grand Meaulnes, de enige roman (1913) van de in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde Henri Alain-Fournier te binnen. Een roman over de verloren betovering van de jeugd. Redemption stories zijn verhalen waarin een negatieve situatie, min of meer in één klap, omgekeerd wordt. Iemand wordt bevrijd of verlost. McAdams zelf vertelt het verhaal van Jerome Johnson, een zwarte politieman, die in de jaren ’60 maar niet hogerop kwam binnen het korps. Op een dag ontmoette hij Martin Luther King, de grote voorman van de zwarte emancipatiebeweging. Hij klaagde zijn nood bij King, die alleen maar antwoordde met “Never give up”. Later maakte Johnson alsnog carriere. Zijn ontmoeting met King beschrijft hij als het grote keerpunt in zijn leven.

Waar het om gaat in de narratieve benadering is dat mensen zelf de samenhang tussen de gebeurtenissen in hun leven aanbrengen en zo betekenis geven aan hun leven. Misschien was Johnson later sowieso wel politiechef geworden. Maar hij gaf aan zijn ontmoeting met dr. King de betekenis van een redemptive sequence. McAdams vond in zijn onderzoek dat mensen met veel redemptive sequences in hun levensverhaal hoog scoren op generativiteit. Dat is een begrip uit de theorie van Erik Erikson en het verwijst naar het streven om je te verbinden aan iets wat groter is dan jijzelf; om iets achter te laten wat verder zal leven. Johnson bijvoorbeeld vangt na zijn pensionering mishandelde en verwaarloosde kinderen op.

Meer informatie (waaronder een aantal full-text artikelen) over het onderzoek van McAdams is te vinden op de website van het Foley Center,  het wetenschappelijk instituut waar hij aan verbonden is.  

Levensverhalen kunnen ook vastlopen. Er zit dan geen ontwikkeling meer in. Mensen zien zichzelf bijvoorbeeld in alle situaties als slachtoffer. Of ze blijven hangen in wat er in hun leven anders is gelopen. Denk bijvoorbeeld aan de Turkse migrant, die in de jaren ’60 naar Nederland is gekomen om hier geld te verdienen en in Turkije een mooi huis te bouwen. Zijn kinderen hebben echter hier een leven opgebouwd. Hij is zelf hulpbehoevend en vindt eigenlijk dat zijn kinderen voor hem zouden moeten zorgen, maar die zijn te druk met hun eigen leven. En het geld….hij heeft wel wat verdiend, maar niet de gouden bergen die hij gehoopt had.

In dit soort situaties kan het helpen, mensen uit te nodigen, hun levensverhaal te vertellen. Er zijn, met name in de ouderen zorg, zelf interventies ontwikkeld om dit op een gestructureerde manier te doen, bijvoorbeeld de cursussen “Op zoek naar zin” en “De verhalen die we leven” Alleen al het vertellen van het levensverhaal kan helpen om de feiten in een ander licht te zien. En anders kan een begeleider met gerichte vragen uitnodigen om dezelfde feiten anders te bekijken. De Turkse migrant zou zich ook bewust kunnen worden van de moed en het doorzettingsvermogen die hij getoond heeft.

Narratief werken is een prachtige interventie die aansluit bij iets wat mensen van nature al graag doen en die vooral uitgaat van de kracht van mensen. Narratief werken is daarom ook zeer geschikt als middel in social work.

Een prachtige site over narratief werken (met name in de GGz) is die van Saxion-collega Monique Engelbertink. Behalve uitleg over wat ervaringsverhalen zijn, biedt de site ook  schrijftips voor jongeren en voor volwassenen die met hun levensverhaal aan de slag willen en een overzicht van lezingen en andere interessante gebeurtenissen, vooral in de regio. Echt een aanrader! Kijk op http://www.ervaringsverhalen.nl/

Nog een andere aanrader: een van mijn favoriete films gaat ook over de kracht van verhalen. Hij heet Big Fish en gaat een zoon en zijn stervende vader. De zoon probeert zijn vader te leren kennen door de verhalen die zijn vader in de loop van de jaren verteld heeft tot een geheel te smeden.  Verhalen die de zoon altijd gestoord hebben, omdat hij ze zag als leugens, als een manier om zich niet te laten kennen.  Maar hij gaat inzien dat ze op een bepaalde manier toch waar zijn omdat ze vertellen over de hoogte- en dieptepunten, de successen en de mislukkingen in het leven van zijn vader. Hieronder kun je alvast de trailer zien.


vrijdag 17 december 2010

Duitsland: geen relatie gevonden tussen islam en geweld


Het Bundesministerium für Familie, Senioren, Frauen und Jugend – bij zo’n benaming voel ik me toch wel enigszins in de kou staan – heeft twee onderzoeken laten verrichten naar geweld onder moslimjongeren. De conclusie: niet religie maar slechte sociale omstandigheden, gebrekkige opleiding en gebrek aan perspectief zijn van invloed op de neiging tot gewelddadig gedrag. Autochtone Duitse jongeren die in vergelijkbare omstandigheden leven zijn net zo goed eerder geneigd tot het gebruik van geweld. Wat uiteraard weer niet wil zeggen dat alle jongeren met weinig opleiding en een lage sociaal-economische status gewelddadig zijn.

Overigens wisten wij dit in Nederland al lang: geen van de fractieleden van de PVV is namelijk moslim.

donderdag 16 december 2010

De bankencrisis: lessen voor het publieke domein

Daar sta ik dan, om acht uur ’s avonds in het verre Deventer. Tot aan mijn enkels in de half gesmolten smurrie. Ik heb een afspraak voor een interview in het kader van mijn masteronderzoek. Maar hoe vaak ik  ook bel,  er wordt niet opengedaan. Gelukkig heb ik een mobiel nummer. Ik bel op: afgesloten! Langzaam trekt de kou door mijn zolen omhoog. Of is het vocht? Onderzoek is leuk!
Gelukkig  ben ik in de trein naar Deventer begonnen aan een super interessant artikel van drie medewerkers van de RMO, de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling. En doordat mijn afspraak niet doorgaat kan ik er vanavond nog een stukje over schrijven.  Kan ik toch nog recht doen aan het epitheton “Daily”.
De auteurs betogen dat de  krachten die geleid hebben tot de crisis in de financiële sector ook werkzaam zijn in het publieke domein.  Zij illustreren hun verhaal aan de hand van de situatie in de thuiszorg, maar dat zou evengoed het onderwijs of de jeugdzorg kunnen zijn.  Anders dan sommigen denken is de bankencrisis niet (uitsluitend) het gevolg van malversaties. Het systeem is van binnenuit kapot gegaan. Normen en regels die er aanvankelijk toe bijdroegen dat het goed functioneerde droegen op een gegeven moment juist bij aan de ondergang ervan. De auteurs spreken van perverse mechanismen.
In de kern gaat het om drie mechanismen. Allereerst is er sprake van abstrahering op basis van kwantificering om mensen en diensten vergelijkbaar te maken. In de thuiszorg betekent dat dat er in de indicatiestelling gewerkt wordt met algemeen vergelijkbare termen en indicatiecriteria. Dat betekent dat de vraag wordt gereduceerd tot die termen. Vragen waarvoor geen indicaties beschreven zijn blijven buiten beeld. Indicatiestelling, in principe een geschikt middel om een schaars goed (zorg) te verdelen, vergroot zo de afstand tot de cliënt. De indicatiestelling leidt tot functiesplitsing bij de aanbieders van thuiszorg. De wijkverpleegster trekt de patiënt geen steunkousen aan; daar is ze te duur voor.  Deze functiesplitsing leidt tot discontinuïteit in de zorg (veel hulpverleners over de vloer, veel kans op fouten, veel overleg)  en doet geen recht aan de complexiteit van de hulpvraag. 
Een tweede pervers mechanisme is de neiging van organisaties om vooral te kijken naar het eigen belang en het eigen overleven, ook al gaat dat ten koste van het grote geheel van de sector. Prikkels om omzet te maken zijn groter dan het streven naar zuinigheid. Sinds de rechter in 2000 vonniste dat een positieve indicatie een recht op zorg oplevert leidt een onafhankelijke indicatiestelling tot een open eindfinanciering. Kostenbeheersing kan dan alleen maar via pakketverkleining.
Een  derde mechanisme heeft er mee te maken dat kortetermijnprikkels prevaleren boven het langetermijnresultaat. Om de markt niet te verliezen moesten thuiszorgorganisatie bij de aanbesteding in het kader van de WMO onder de kostprijs gaan werken. Dat betekende dat veel medewerkers ontslagen werden om uiteindelijk als alfahulp tegen slechtere arbeidsvoorwaarden hetzelfde werk te kunnen doen. Met het oog op de dreigende personeelstekorten in de zorg is het een slechte zaak dat thuiszorgorganisatie onaantrekkelijk worden als werkgever.  In plaats van iets te doen aan de oorzaken zoeken sommige politici de oplossing in het verplichten van (deels langdurig) werklozen als huishoudelijke hulp. Welja!
Een veel minder zichtbaar effect, dat we ook in de jeugdzorg wel zien, is dat mensen die denken dat er ook nog andere dimensies zijn aan hulp en zorg, de sector verlaten.  Want de uitstroom uit de jeugdzorg heeft niet alleen te maken met de zwaarte van de problematiek waar beginnende jeugdzorgwerkers niet op voorbereid zijn, maar ook met het feit dat goede medewerkers zich niet langer kunnen vinden in de gehanteerde werkwijze, omdat die geen recht doet aan de complexiteit van de situatie en alleen in naam vraaggericht is.
De auteurs leggen overigens de schuld niet bij de marktwerking. Die biedt ook kansen aan nieuwkomers als Buurtzorg Nederland, ARBE dienstverlening en misschien ook ACT Jeugd  die wel van de vraag van de cliënt uitgaan en niet het productieproces tot in de kleinst mogelijke eenheden opknippen.  De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het systeem ook ruimte biedt aan avonturiers die, na het faillissement van hun videotheek, denken de jeugdzorg eens even te moeten innoveren. Zie het dossier Salida. De overheid, lokaal en landelijk heeft nog steeds geen goede manier gevonden om deze geliberaliseerde markt aan te sturen en blijft zijn heil zoeken in sturingsmechanismen die vooral op kwantitatieve output gebaseerd zijn. Zo lang dat zo blijft zullen aanbieders allerlei vormen van creatief boekhouden blijven zoeken om toch hun voortbestaan te verzekeren, wat dan weer tot nog meer controle vanuit de overheid leidt. Zo bezien hebben we naast een Actieplan Professionalisering Jeugdzorg evengoed een Actieplan Professionalisering Aansturing Jeugdzorg nodig.

Ik zou nog veel meer over het artikel kunnen schrijven, maar je moet het zelf maar eens lezen. Ik eindig, net als de auteurs, met een verwijzing naar Adam Smith, vaak gezien als de profeet van het nastreven van het eigenbelang die zei dat marktwerking slechts werkt als er een sociaal contract is waarin bijvoorbeeld naastenliefde een plaats heeft. Dat vraagt om politici die niet alleen sturen op wie er het voordeligst een steunkous kan aantrekken, maar die bereid (en in staat) zijn om  met zorgaanbieders in gesprek te gaan over waar zij met de samenleving naar toe willen.  

Het hele artikel is te downloaden via http://www.adviesorgaan-rmo.nl/

woensdag 15 december 2010

Britse jeugdzorg steeds zakelijker

Om de conservatieve regering maar te plezieren kleden Britse jeugdzorgmedewerkers zich tegenwoordig als bankemployees. Alleen de cliënten willen nog niet meedoen:



En omdat wij Nederlanders het zo grappig vinden dat onze oosterburen alles nasynchroniseren hier nog een keer in het Duits. Best knap gedaan, trouwens!

dinsdag 14 december 2010

Online overzicht met effectieve wijkinterventies

Hangjongeren, woonoverlast, inbraken, onveiligheid: het zijn zaken die de leefbaarheid van een buurt ernstig kunnen aantasten. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft een overzicht gemaakt van tachtig succesvolle wijkinterventies. Via een online zoeksysteem kunnen professionals interventies vinden die voor hun relevant en interessant zijn.

hangjongeren

De afgelopen jaren verzamelde het CCV vele, in de praktijk bewezen, interventies die wijken leefbaarder en veiliger maken. Het zoekmenu vraagt de gebruiker om op drie niveaus een keuze te maken: wat, waar en wie. Zo vindt iemand gemakkelijk de interventies die voor zijn veiligheids- of leefbaarheidsprobleem een oplossing kunnen zijn. De opgenomen interventies hebben in de praktijk hun effectiviteit bewezen, maar natuurlijk moet altijd nog wel een vertaling gemaakt worden naar de lokale situatie. Het is geen kwestie van zo maar een interventie uit de lade trekken.

Het CCV helpt professionals, gemeenten, welzijnsorganisaties, woningcorporaties, politie en anderen,  om veiligheidsproblemen in een dorp, buurt of stad grondig te analyseren. Doordat het CCV wat verder van de situatie af staat dan de professional is het soms gemakkelijker om de samenhang tussen problemen te zien.

Klik hier voor het online overzicht

(bron: digitale nieuwsbrief Sozio)

Opvoedingsondersteuning bereikt allochtone ouders onvoldoende

Allochtone ouders maken relatief weinig gebruik van opvoedingsondersteuning. Terwijl de opvoedings- en gezondheidsproblemen die ze hebben zijn juist groter zijn dan die van autochtone Nederlanders

Het Sociaal Cultureel Planbureau deed onderzoek naar de verschillen in gebruik van opvoedingsondersteuning tussen autochtonen en migranten. Dat leverde drie typen oorzaken op.

1. Belemmeringen aan vraagkant
Het SCP ziet zes oorzaken voor het ondergebruik. Drie hebben te maken met toegankelijkheidsbarrières aan de kant van de ouders, de vraagkant dus. Allereerst zijn allochtone ouders onvoldoende op de hoogte van het aanbod op het terrein van opvoedingsondersteuning. Verder zijn er praktische drempels zoals reisafstand, geld en taalbarrières. Maar ook kan de directe omgeving belemmeringen opleveren. Bijvoorbeeld doordat de partner of de familie weerstand hebben tegen opvoedingsondersteuning.


2. Barrières aan aanbodkant
Opvoedingsondersteuning gaat vaak uit van de eigen verantwoordelijkheid en het initiatief van de ouders. Voor  migrantenouders kan dat een probleem zijn. Een tweede drempel vormt het feit dat het aanbod  onvoldoende aansluit bij de behoefte. ‘Zo wordt de invloed van culturele factoren nauwelijks in acht genomen bij de ontwikkeling van de opvoedingsondersteunende programma’s. Veel gebruikte methodieken zijn vanuit een westers perspectief ontwikkeld.’


3. Voldoende sensitiviteit
Het is van belang dat sociale professionals voldoende sensitiviteit kunnen opbrengen voor de culturele achtergrond van ouders. Uit onderzoek naar ondersteuningsprogramma’s blijkt echter, aldus het SCP-rapport, dat er weinig of geen eisen worden gesteld aan de competenties van uitvoerders om met diverse doelgroepen te werken. Ook op de opleidingen wordt weinig aandacht besteed aan culturele diversiteit

Lees hier het rapport Naar Hollands gebruik?

(bron: Sozio Nieuwsbrief)

Phorza opgeheven



De ledenvergadering van Phorza, de beroepsvereniging voor sociaal-agogen (SPH'ers), heeft op 9 december besloten de vereniging formeel per 1 januari a.s. op te heffen. De vereniging slaagde er maar niet in, voldoende leden te krijgen. Men heeft nooit meer dan 750 leden gehad en bij die 750 waren er nauwelijks actieve leden. Daardoor moest het bestuur veel te veel zelf doen.

In 2008 studeerden er in Nederland exact 3001 sph-ers af. Dan is het toch wel triest te bedenken dat er van al die SPH'ers er maar 750 zijn die hun beroep belangrijk genoeg vinden om zich te organiseren. Want daar ben ik van overtuigd: wil je als beroepsgroep serieus genomen worden, dan zul je een landelijke spreekbuis moeten hebben, die zich, net als de NVMW, bezig houdt met profileren en kennisontwikkeling. Het verdwijnen van Phorza betekent kort door de bocht gezegd dat er nog wel opleidingen SPH bestaan, maar dat het beroep SPH nergens meer vertegenwoordigd wordt.

Voor de mensen die wel lid waren van Phorza wordt een mogelijkheid gecreëerd om zich bij de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers, platform Jeugd, aan te sluiten. De NVMW bekijkt nog of men ook een platform GGz en een platform Gehandicaptenzorg wil aanbieden. Immers, niet alle SPH'ers werken in de Jeugdzorg.

Vanuit AMM hadden we het afgelopen voorjaar een convenant gesloten met Phorza waarin we hadden afgesproken om onze afgestudeerden voordelig kennis te laten maken met Phorza. Daar is toen door best een redelijk aantal studenten positief op gereageerd. Ik neem aan dat zij door Phorza nog geinformeerd zullen worden, maar ik zal zelf ook navraag doen bij de NVMW wat er met hun proeflidmaatschap gebeurt. En voor de rest kan ik alleen maar zeggen: SPH'ers, zorg dat je je laat horen via de NVMW!

Het goede leven op Harvard. Weblectures van Michael Sandel

Altijd al eens een cursus willen volgen aan Harvard University? Voor degenen die daar het geld of het talent of – zoals ik – allebei niet voor hadden zijn nu de colleges van Michael Sandel online te bekijken. In een opnamekwaliteit die past bij de wereldberoemde universiteit. “What is wrong, what is right?” is het overkoepelende thema van de serie.

Wie is Michael Sandel? Sandel is hoogleraar politieke filosofie aan Harvard. Hij promoveerde onder Charles Taylor (niet die ene die Naomi Campbell diamanten gaf, maar de filosoof) en werd bekend met Libaralism and the Limits of Justice, een kritiek op het werk van John Rawls. Sandel geeft colleges over ethiek die zo populair zijn dat hij heeft moeten uitwijken naar het theater van Harvard. Gemiddeld zijn er bij zijn colleges zo’n 1000 studenten aanwezig! Sandel stelt lastige vragen over morele verantwoordelijkheid. Om ons gevoel voor morele verantwoordelijkheid te ontwikkelen is oefening nodig, zegt hij. Die oefening leidt tot praktische wijsheid, in de woorden van Aristoteles: phronèsis. Juist handelen is een kwestie van veel ervaring opdoen met morele dilemma’s, en daarvan leren. Het gaat er niet om regeltjes toe te passen in de trant van: “als situatie X zich voordoet, dan is artikel 13 van de beroepscode van toepassing”. Het gaat er juist om dat je door oefening leert onderscheiden waarin deze situatie zich net weer onderscheidt van een andere. Sandel brengt dat in de praktijk door zijn studenten voortdurend te bevragen: “Wat vind je van…. ? Maar wat vind je dan van…..?”

De serie van 12 colleges is te vinden op Justice with Michael Sandel. Elk college behandelt twee thema’s. Sommige zijn typisch Amerikaans zoals “same sex marriage”, dat voor de meesten van ons geen dilemma meer vormt (toch?). Maar ook daar is het nog interessant om je overtuigingen uit te dagen en te kijken hoe stevig ze gefundeerd zijn. De inhoud van de lezingen is overzichtelijk weergegeven in een Episode Guide. Onder het tabblad Discussion Guides vind je suggesties voor verdere verwerking en discussie, toegespitst op beginners en gevorderden.  En onder “Readings” vind je theorie en informatie over de denkers die hij in zijn colleges behandelt.

Thema's zijn onder andere: de verhouding tussen de rechten van het individu en die van de staat, moet je daden beoordelen op hun intentie of op hun effect, wanneer is het moreel juist om te liegen, wat is het goede leven.

Begin gewoon eens met een half college; erg leuk om te kijken en goed te volgen, ook al is het in het Engels