Totaal aantal pageviews

maandag 4 juni 2012

Hoe staat de WMO er anno 2012 voor (3)


Uw Daily Social Worker was even vergeten dat zijn zus ook nog jarig was. Daarom vandaag pas het laatste deel van het verslag van het WMO-congres.  Ja, zo gaat dat: steeds maar schrijven over het belang van sociale netwerken en dan  bijna je eigen netwerk vergeten.
Na de middagpauze bezocht ik een workshop van Martha van Biene en Jan Joore. Beiden zijn van de WMO-werkplaats Nijmegen. In 2009 heeft het ministerie van VWS, op verzoek van de Kamer, middelen beschikbaar gesteld  voor  zes regionale Wmo-werkplaatsen. Deze zijn bedoeld om vernieuwingen in zorg en welzijn tot stand te brengen en beroepskrachten te scholen. Drie jaar lang worden er nieuwe werkvormen voor zorg en welzijn gezocht, (door)ontwikkeld en geëvalueerd. De resultaten daarvan worden beschikbaar gesteld aan gemeenten, organisaties uit de zorg-  en welzijnssector en andere belangstellenden. Daarnaast worden de resultaten vertaald naar opleidingen. Meer informatie over de werkplaatsen en hun activiteiten vind je op hun gezamenlijke website.  De werkplaats Nijmegen heeft ook een eigen website .
Van Biene beschreef een onderzoek naar vraagpatronen van mensen met een verstandelijke beperking die wonen en werken in de gemeente Peel en Maas, een fusiegemeente in Noord-Limburg met zo’n 43.000 inwoners.  Het ging om een narratief onderzoek waarin mensen uitgenodigd werden over hun leven te vertellen aan de hand van de vragen: wat heb ik nodig?/wat wil ik? / wat eis ik?/wat draag ik bij?  Van Biene heeft een heel mooi raamwerk ontwikkeld voor de analyse van de verhalen die hieruit ontstaan.  Dat analysekader presenteerde ze deze middag niet, maar ik mocht het via een collega al eens bekijken.

Een voorbeeld van een vraagpatroon is het patroon “ouder worden”. De kern hiervan is: “Ik word ouder en wil blijven wonen waar ik woon, met service en ondersteuning”.  Een positieve uitspraak binnen die patroon luidt: “ik ben blij dat ik ouder word. Ik wil hier blijven wonen.” Een  uitspraak die verwijst naar een zorg is: “Soms ben ik bang dat ik zelf niet meer alles kan: boodschappen doen, naar de dokter, leuke dingen doen”.  Wie meer wil lezen over het vraagpatronenonderzoek kan het hele onderzoeksverslag downloaden.
Zodra dit vraagpatroon uit de analyse naar boven komt is de volgende stap om met artsen, de gemeente en de middenstand te bekijken hoe de zorg thuis gebracht kan worden, hoe er meer service aan huis geboden kan worden en wat er nodig is om buitenshuis leuke dingen te kunnen doen.  Daarbij wordt eerst gekeken naar de eigen kracht van de burger en zijn netwerk.  Het is belangrijk om hierbij te bedenken dat de WMO uitgaat van wederzijdse afhankelijkheid van alle partijen en het benutten van de kennis van al die partijen. In Peel en Maas bijvoorbeeld heeft de middenstanders er belang bij dat bewoners gebruik blijven maken van hun diensten.  Jan Joore bijvoorbeeld kwam met het voorbeeld van de kappers in de gemeente die hun beklag deden over de oneerlijke concurrentie van goedkope thuiskappers. De gemeente stelde hen voor om stageplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde groepen jongeren. Als een jongere bij een kappersbedrijf stage loopt zal zijn of haar familie snel geneigd zijn ook zich daar te laten knippen. Op die manier wast de ene hand de andere.

“Good governance” (is daar geen Nederlands woord voor?” in de zin van de WMO is besturen met betekenis, aldus Van Biene en gaat uit van openheid en integriteit, verantwoording afleggen aan burgers, maar ook door burgers.
Ondanks de horizontale relatie tussen burgers en gemeente wordt er binnen de WMO en Welzijn Nieuwe Stijl natuurlijk ook wel gestuurd. Van Biene gaf een overzicht van verschillende sturingsmodellen, waarbij frontlijnsturing het meest past bij de WMO. Door haar beschrijving realiseerde ik mij opeens dat de gemeente Enschede, die zo vaak geroemd wordt als pionier van de frontlijnsturing dat in de praktijk maar heel beperkt waarmaakt.  Het ontbreekt namelijk, voor zover ik kan zien, aan burgerparticipatie in de vorm van meebeslissen en coproductie. Er wordt vooral veel voor burgers georganiseerd, maar men neemt maar zelden de tijd om te kijken wat er in een wijk al is aan sociaal kapitaal.

Sturingsmodellen (Van Biene & Joore, 2012)
De presentatie eindigde met een bijdrage van Joore over het lokale netwerk “Welzijn Versterkt”, waaraan 33 partijen deelnemen, variërend van gemeente en provincies, zorgkantoor en zorgverzekeraars tot politie, onderwijs en welzijnsorganisaties. Aan de hand van 25 cases experimenteert men met een nieuwe manier van werken die uitgaat van “arrangeren” in plaats van indiceren.  Op basis van wat de burger nodig heeft, wat hij wil en vooral wat hij zelf bij kan dragen worden arrangementen vastgesteld. Hulp- en zorgverleners krijgen hierin meer handelingsvrijheid en hoeven minder volgens protocollen te werken.  Een mooi voorbeeld is het verhaal van juf Marij, een verstandelijk gehandicapte vrouw met depressieve klachten die zichzelf meer en meer verwaarloosde. Marij voelde zich eenzaam en wilde graag bij een familie horen, waar ze Kerst en Sinterklaas kon vieren. De directeur van de plaatselijke basisschool zag wel een mogelijkheid en bood Marij de mogelijkheid om een dagdeel per week te helpen bij de kleuters van groep 1. Marij doet dit met veel inzet en ze vindt het geweldig als ze in de supermarkt kinderen tegen hun vader of moeder hoort zeggen: “Kijk daar heb je juf Marij!”. Natuurlijk neemt ze ook deel aan de bijzondere activiteiten die door het jaar heen op school plaatsvinden: Kerst, Sinterklaas, Carnaval etcetera.  Nu ze juf is vindt Marij dat ze ook beter voor zichzelf moet zorgen, dus ze koopt regelmatig nieuwe kleren en gaat naar de kapper.

Een mooi succesverhaal, dat natuurlijk ook voor WNS wel voorkwam, maar dat gemakkelijker te realiseren wordt als je goed luistert naar wat een burger zelf kan en naar de behoeft achter de vraag, die in dit geval aanvankelijk onmogelijk in te lossen leek (“ik wil bij een familie horen”).  
De tweede workshop van de middag ging over VOLG. VOLG staat voor Volledig Ontschotte Lokale Gezinsondersteuning (daar is vast lang over nagedacht!). Het is een door VWS ontwikkelde methode om alle kosten van ondersteuning van gezinnen vanuit de sectoren zorg/welzijn, onderwijs en werk en inkomen in kaart te brengen. Dit kan per gezin in kaart gebracht worden.

Zoals gezegd krijgen gemeenten te maken met drie decentralisaties: die van de AWBZ, de Jeugdzorg en de Wet Werken naar Vermogen.  Dat betekent dat zij de bijbehorende budgetten krijgen, zij het met een zogeheten efficiencykorting van 10 tot 20%.  Het gaat om enorme bedragen; de verwachting is dat de budgetten van gemeentes gemiddeld met een derde zullen stijgen. Maar ook de uitgaven zullen fors stijgen door de nieuwe taken die de gemeenten erbij krijgen. Bovendien hebben we de afgelopen jaren al gezien dat de vraag aan zorg de afgelopen jaren enorm gestegen is, terwijl niet te verwachten valt dat de budgetten de komende jaren mee zullen stijgen. Om een indruk te geven: de kosten van jeugdzorg zijn in de afgelopen 10 jaar toegenomen met 6% per jaar gegroeid. Dat is een toename van 80% in 10 jaar! Gemeenten willen natuurlijk weten wat dit voor hen gaat betekenen, vooral omdat het gezinnen met meervoudige problemen vaak sprake is van een overlap van de drie terreinen AWBZ, Jeugdzorg en Werk & Inkomen. Om een indruk te geven: volgens gegevens van het Ministerie geeft een gemiddelde gemeente van 50.000 inwoners per jaar meer dan 10 miljoen euro uit aan een kleine groep van 100 tot 200 gezinnen.


Om gezinnen beter te kunnen helpen (al jaren wordt er gevraagd om “Eén gezin, één plan”) is het belangrijk dat een gemeente inzicht heeft in welke bedragen er vanuit de diverse “potten” worden besteed aan een gezin. Vervolgens kunnen deze geldstromen zo efficient mogelijk ingezet worden vanuit het idee “Eén gezin, één plan, één budget”.

Als eerste mocht Albert Veuger van Stade Advies iets vertellen over een onderzoek naar de kosten van kwetsbare gezinnen in Woerden dat onlangs nog veel aandacht kreeg in de landelijke media.  Veuger sprak met professionals en vrijwilligers die betrokken waren bij tien kwetsbare gezinnen in Woerden en met enkele gezinsleden. Soms bleken professionals elkaar niet te kennen of niet van elkaars bemoeienis af te weten. Enkele opvallende uitkomsten:

·         Vrijwilligers hadden soms het gevoel te worden tegengewerkt door professionals

·         Mensen moesten van hun bewindvoerder stoppen met vanuit de GGz aangeboden hulp, omdat de eigen bijdrage niet in het gezinsbudget paste

·         Een gezin moest een kleine auto die ze gekregen hadden verkopen omdat ze geen geld hadden voor benzine en wegenbelasting. Omdat ze wel recht hadden op een vervoersvoorziening moesten ze een (duurdere) taxivoorziening aanvragen.

·         Een man had in de afgelopen 5 jaar welgeteld één keer een oproep gekregen om over werk te komen praten.  Hij had daarop niet gereageerd en de gemeente had het erbij gelaten.

·         De 10 gezinnen hadden gemiddeld met 13 instanties te maken

·         6 van de 10 hadden te maken met Jeugdzorg, verstandelijk gehandicaptenzorg en GGz

·         9 van de 10 hadden een uitkering en/of schulden. Dit bleek vaak de oplossing van andere problemen in de weg te staan

·         Desondanks was er een grote kloof tussen de zorgsector en de sector Werk & Inkomen

·         De kosten voor ondersteuning varieerden van 20.000 tot 75.000 euro per jaar per gezin, met een gemiddelde van 40.000 euro

·         De regelgeving werkte in de meeste gevallen belemmerend om tot een afgestemd en op maat gesneden aanbod te komen.

Enkele van de voor mij belangrijke conclusies uit het rapport waren:

·         Neem werk, schulden en inkomen als de start voor hulpverlening. Dat is de basis

·         Spreek mensen meer aan op eigen kracht en inzet vanuit het eigen netwerk

·         Formuleer opdrachten op basis van outcome en niet op basis van te verrichten handelingen

·         Lever maatwerk, ook als dat betekent dat mensen ongelijk behandeld worden  (het “recht op ongelijke behandeling”; zie het voorbeeld van de vervoersvoorziening hierboven: in dit geval had een uitzondering gemaakt kunnen worden op de regel dat er geen bijdrage verstrekt wordt voor een eigen auto)

Deze laatste aanbeveling, hoezeer begrijpelijk ook, lijkt mij in de praktijk nog wel wat haken en ogen te hebben.  Ik zie de reacties al voor me van de buurman die geen vergoeding voor zijn eigen auto krijgt. Zelfs in het oude systeem had ik al regelmatig te maken met allochtone cliënten die beweerden dat zij gediscrimineerd werden, terwijl dan de daarop volgende autochtone cliënt zich beklaagde dat  je in dit land maar beter Turk of Marokkaan kon zijn omdat “die zwarten” alles voor elkaar kregen.
De wethouder die opdracht had gegeven voor het onderzoek was Loes Ypma. Zij vertelde waarom zij het onderzoek had laten doen. Daarbij verwees ze weer naar de drie decentralisaties en de bijbehorende overheveling van taken en budgetten. Woerden heeft besloten om te gaan werken met een “Sociaal Makelpunt” waar hulpvragen binnenkomen. Dat kan telefonisch, digitaal, via een spreekuur of outreachend, doordat de gemeente op een gezin afstapt. Voorlopig start men met drie medewerkers uit verschillende sectoren van de gemeente, maar de bedoeling is dat er ook vertegenwoordigers van zorg- en welzijns- en vrijwilligersorganisaties komen. Het makelpunt fungeert als de generalist die als eerste contactpersoon voor het gezin geldt en voor specialistische taken mensen uit bijvoorbeeld de jeugdzorg, de arbeidsmarkttoegeleiding of de schuldhulpverlening kan inschakelen.  



Dienstverleningmodel Woerden (Veuger, Ypma, & Cuyvers, 2012)


Belangrijk in het plan is dat de geldelijke middelen “ontschot” worden en dat ook de deelnemende instellingen niet meer allemaal worden afgerekend op individuele resultaten in combinatie met het aantal gesprekken dat ze gevoerd hebben. Er wordt wel gemeten op een aantal “harde” indicatoren. Zo wil men na een jaar weten hoeveel gezinnen gestegen zijn op de participatieladder en moet het aantal woningontruimingen met 10% zijn gedaald.

Op het plan kwam nogal wat kritiek vanuit de zaal. Sommigen vonden het een illusie te denken dat je met één casemanager toe zou kunnen. Sommige problemen vragen specialistische kennis, ook als je alleen de aansturing doet. Ik vraag me af of dat waar is. Een mevrouw reageerde nogal boos op alle onderzoeken die overal maar weer gedaan werden. Volgens haar was er weinig nieuws onder de zon en werkte de hulpverlening al jaren op deze manier. Het enige waar ze last van had waren de regeltjes van de overheid zelf. Hoewel haar reactie invoelbaar is (ik had me in de middagpauze ook verbaasd over het grote aantal adviseurs en onderzoekers die allemaal hun eigen tool aan de man/vrouw probeerden te brengen) denk ik dat haar manier van reageren niet verstandig is en snel als defensief bestempeld zal worden. Beter zou het zijn om gemeenten op te roepen om meer gebruik te maken van elkaars kennis. Want dat was wel een conclusie die ik meenam van deze dag: dat op verschillende plaatsen het wiel uitgevonden wordt zonder dat dat gerechtvaardigd wordt door verschillen in de lokale situatie. En ook dat kan veel geld kosten.

De middag eindigde met een toespraak van de veel geplaagde Tof Thissen. Zijn humeur had er niet onder geleden want zijn toespraak was vooral een peptalk, die de aanwezigen opriep de kansen van Welzijn Nieuwe Stijl te benutten en toch vooral te beginnen met de cliënt nu echt eens centraal te stellen.  Yes, we can! dus.

Al met al een dag die zijn geld zeker waard was en die een boeiende tussenbalans gaf van de stand van zaken rond de diverse decentralisaties.

1 opmerking:

  1. Contact opnemen met Lord Bubuza was de beste beslissing die ik tot nu toe in mijn leven heb genomen, ik wil hem gewoon waarderen omdat hij zijn betovering heeft gebruikt om te voorkomen dat mijn vreemdgaande vrouw mij bedriegt.

    WhatsApp: +1 951 442 2214
    e-mail: lordbubuzamiraclework @ hotmail . com

    BeantwoordenVerwijderen