Uw Daily Social Worker was even vergeten dat zijn zus ook
nog jarig was. Daarom vandaag pas het laatste deel van het verslag van het
WMO-congres. Ja, zo gaat dat: steeds
maar schrijven over het belang van sociale netwerken en dan bijna je eigen netwerk vergeten.
Na de middagpauze bezocht ik een workshop van Martha van
Biene en Jan Joore. Beiden zijn van de WMO-werkplaats Nijmegen. In 2009 heeft
het ministerie van VWS, op verzoek van de Kamer, middelen beschikbaar gesteld voor zes
regionale Wmo-werkplaatsen. Deze zijn bedoeld om vernieuwingen in zorg en
welzijn tot stand te brengen en beroepskrachten te scholen. Drie jaar lang worden
er nieuwe werkvormen voor zorg en welzijn gezocht, (door)ontwikkeld en
geëvalueerd. De resultaten daarvan worden beschikbaar gesteld aan gemeenten,
organisaties uit de zorg- en
welzijnssector en andere belangstellenden. Daarnaast worden de resultaten
vertaald naar opleidingen. Meer informatie over de werkplaatsen en hun
activiteiten vind je op hun gezamenlijke website. De werkplaats Nijmegen heeft ook een eigen
website
.Van Biene beschreef een onderzoek naar vraagpatronen van mensen met een verstandelijke beperking die wonen en werken in de gemeente Peel en Maas, een fusiegemeente in Noord-Limburg met zo’n 43.000 inwoners. Het ging om een narratief onderzoek waarin mensen uitgenodigd werden over hun leven te vertellen aan de hand van de vragen: wat heb ik nodig?/wat wil ik? / wat eis ik?/wat draag ik bij? Van Biene heeft een heel mooi raamwerk ontwikkeld voor de analyse van de verhalen die hieruit ontstaan. Dat analysekader presenteerde ze deze middag niet, maar ik mocht het via een collega al eens bekijken.
Een voorbeeld van een vraagpatroon is het patroon “ouder
worden”. De kern hiervan is: “Ik word ouder en wil blijven wonen waar ik woon,
met service en ondersteuning”. Een
positieve uitspraak binnen die patroon luidt: “ik ben blij dat ik ouder word.
Ik wil hier blijven wonen.” Een uitspraak
die verwijst naar een zorg is: “Soms ben ik bang dat ik zelf niet meer alles
kan: boodschappen doen, naar de dokter, leuke dingen doen”. Wie meer wil lezen over het
vraagpatronenonderzoek kan het hele onderzoeksverslag downloaden.
Zodra dit vraagpatroon uit de analyse naar boven komt is de
volgende stap om met artsen, de gemeente en de middenstand te bekijken hoe de
zorg thuis gebracht kan worden, hoe er meer service aan huis geboden kan worden
en wat er nodig is om buitenshuis leuke dingen te kunnen doen. Daarbij wordt eerst gekeken naar de eigen
kracht van de burger en zijn netwerk.
Het is belangrijk om hierbij te bedenken dat de WMO uitgaat van
wederzijdse afhankelijkheid van alle partijen en het benutten van de kennis van
al die partijen. In Peel en Maas bijvoorbeeld heeft de middenstanders er belang
bij dat bewoners gebruik blijven maken van hun diensten. Jan Joore bijvoorbeeld kwam met het voorbeeld
van de kappers in de gemeente die hun beklag deden over de oneerlijke
concurrentie van goedkope thuiskappers. De gemeente stelde hen voor om
stageplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde groepen jongeren. Als een
jongere bij een kappersbedrijf stage loopt zal zijn of haar familie snel
geneigd zijn ook zich daar te laten knippen. Op die manier wast de ene hand de
andere.
“Good governance” (is daar geen Nederlands woord voor?” in
de zin van de WMO is besturen met betekenis, aldus Van Biene en gaat uit van
openheid en integriteit, verantwoording afleggen aan burgers, maar ook door
burgers.
Ondanks de horizontale relatie tussen burgers en gemeente wordt
er binnen de WMO en Welzijn Nieuwe Stijl natuurlijk ook wel gestuurd. Van Biene
gaf een overzicht van verschillende sturingsmodellen, waarbij frontlijnsturing
het meest past bij de WMO. Door haar beschrijving realiseerde ik mij opeens dat
de gemeente Enschede, die zo vaak geroemd wordt als pionier van de
frontlijnsturing dat in de praktijk maar heel beperkt waarmaakt. Het ontbreekt namelijk, voor zover ik kan
zien, aan burgerparticipatie in de vorm van meebeslissen en coproductie. Er
wordt vooral veel voor burgers georganiseerd, maar men neemt maar zelden de
tijd om te kijken wat er in een wijk al is aan sociaal kapitaal. Sturingsmodellen (Van Biene & Joore, 2012) |
Een mooi succesverhaal, dat natuurlijk ook voor WNS wel
voorkwam, maar dat gemakkelijker te realiseren wordt als je goed luistert naar
wat een burger zelf kan en naar de behoeft achter de vraag, die in dit geval
aanvankelijk onmogelijk in te lossen leek (“ik wil bij een familie horen”).
De tweede workshop van de middag ging over VOLG. VOLG staat
voor Volledig Ontschotte Lokale Gezinsondersteuning (daar is vast lang over
nagedacht!). Het is een door VWS ontwikkelde methode om alle kosten van
ondersteuning van gezinnen vanuit de sectoren zorg/welzijn, onderwijs en werk
en inkomen in kaart te brengen. Dit kan per gezin in kaart gebracht worden.
Om gezinnen beter te kunnen helpen (al jaren wordt er
gevraagd om “Eén gezin, één plan”) is het belangrijk dat een gemeente inzicht
heeft in welke bedragen er vanuit de diverse “potten” worden besteed aan een
gezin. Vervolgens kunnen deze geldstromen zo efficient mogelijk ingezet worden
vanuit het idee “Eén gezin, één plan, één budget”.
Als eerste mocht Albert Veuger van Stade Advies iets
vertellen over een onderzoek naar de kosten van kwetsbare gezinnen in Woerden
dat onlangs nog veel aandacht kreeg in de landelijke media. Veuger sprak met professionals en
vrijwilligers die betrokken waren bij tien kwetsbare gezinnen in Woerden en met
enkele gezinsleden. Soms bleken professionals elkaar niet te kennen of niet van
elkaars bemoeienis af te weten. Enkele opvallende uitkomsten:
·
Vrijwilligers hadden soms het gevoel te worden
tegengewerkt door professionals
·
Mensen moesten van hun bewindvoerder stoppen met
vanuit de GGz aangeboden hulp, omdat de eigen bijdrage niet in het gezinsbudget
paste
·
Een gezin moest een kleine auto die ze gekregen
hadden verkopen omdat ze geen geld hadden voor benzine en wegenbelasting. Omdat
ze wel recht hadden op een vervoersvoorziening moesten ze een (duurdere)
taxivoorziening aanvragen.
·
Een man had in de afgelopen 5 jaar welgeteld één
keer een oproep gekregen om over werk te komen praten. Hij had daarop niet gereageerd en de gemeente
had het erbij gelaten.
·
De 10 gezinnen hadden gemiddeld met 13
instanties te maken
·
6 van de 10 hadden te maken met Jeugdzorg,
verstandelijk gehandicaptenzorg en GGz
·
9 van de 10 hadden een uitkering en/of schulden.
Dit bleek vaak de oplossing van andere problemen in de weg te staan
·
Desondanks was er een grote kloof tussen de
zorgsector en de sector Werk & Inkomen
·
De kosten voor ondersteuning varieerden van
20.000 tot 75.000 euro per jaar per gezin, met een gemiddelde van 40.000 euro
·
De regelgeving werkte in de meeste gevallen
belemmerend om tot een afgestemd en op maat gesneden aanbod te komen.
Enkele van de voor mij belangrijke conclusies uit het
rapport waren:
·
Neem werk, schulden en inkomen als de start voor
hulpverlening. Dat is de basis
·
Spreek mensen meer aan op eigen kracht en inzet
vanuit het eigen netwerk
·
Formuleer opdrachten op basis van outcome en
niet op basis van te verrichten handelingen
·
Lever maatwerk, ook als dat betekent dat mensen
ongelijk behandeld worden (het “recht op
ongelijke behandeling”; zie het voorbeeld van de vervoersvoorziening hierboven:
in dit geval had een uitzondering gemaakt kunnen worden op de regel dat er geen
bijdrage verstrekt wordt voor een eigen auto)
Deze laatste aanbeveling, hoezeer begrijpelijk ook, lijkt
mij in de praktijk nog wel wat haken en ogen te hebben. Ik zie de reacties al voor me van de buurman
die geen vergoeding voor zijn eigen auto krijgt. Zelfs in het oude systeem had
ik al regelmatig te maken met allochtone cliënten die beweerden dat zij
gediscrimineerd werden, terwijl dan de daarop volgende autochtone cliënt zich
beklaagde dat je in dit land maar beter
Turk of Marokkaan kon zijn omdat “die zwarten” alles voor elkaar kregen.
De wethouder die opdracht had gegeven voor het onderzoek was
Loes Ypma. Zij vertelde waarom zij het onderzoek had laten doen. Daarbij
verwees ze weer naar de drie decentralisaties en de bijbehorende overheveling
van taken en budgetten. Woerden heeft besloten om te gaan werken met een “Sociaal
Makelpunt” waar hulpvragen binnenkomen. Dat kan telefonisch, digitaal, via een
spreekuur of outreachend, doordat de gemeente op een gezin afstapt. Voorlopig
start men met drie medewerkers uit verschillende sectoren van de gemeente, maar
de bedoeling is dat er ook vertegenwoordigers van zorg- en welzijns- en
vrijwilligersorganisaties komen. Het makelpunt fungeert als de generalist die
als eerste contactpersoon voor het gezin geldt en voor specialistische taken
mensen uit bijvoorbeeld de jeugdzorg, de arbeidsmarkttoegeleiding of de
schuldhulpverlening kan inschakelen.
Belangrijk in het plan is dat de geldelijke
middelen “ontschot” worden en dat ook de deelnemende instellingen niet meer
allemaal worden afgerekend op individuele resultaten in combinatie met het
aantal gesprekken dat ze gevoerd hebben. Er wordt wel gemeten op een aantal “harde”
indicatoren. Zo wil men na een jaar weten hoeveel gezinnen gestegen zijn op de
participatieladder
en moet het aantal woningontruimingen met 10% zijn gedaald.
Op het plan kwam nogal wat kritiek vanuit de zaal. Sommigen
vonden het een illusie te denken dat je met één casemanager toe zou kunnen.
Sommige problemen vragen specialistische kennis, ook als je alleen de
aansturing doet. Ik vraag me af of dat waar is. Een mevrouw reageerde nogal
boos op alle onderzoeken die overal maar weer gedaan werden. Volgens haar was
er weinig nieuws onder de zon en werkte de hulpverlening al jaren op deze
manier. Het enige waar ze last van had waren de regeltjes van de overheid zelf.
Hoewel haar reactie invoelbaar is (ik had me in de middagpauze ook verbaasd
over het grote aantal adviseurs en onderzoekers die allemaal hun eigen tool aan
de man/vrouw probeerden te brengen) denk ik dat haar manier van reageren niet
verstandig is en snel als defensief bestempeld zal worden. Beter zou het zijn
om gemeenten op te roepen om meer gebruik te maken van elkaars kennis. Want dat
was wel een conclusie die ik meenam van deze dag: dat op verschillende plaatsen
het wiel uitgevonden wordt zonder dat dat gerechtvaardigd wordt door
verschillen in de lokale situatie. En ook dat kan veel geld kosten.
De middag eindigde met een toespraak van de veel geplaagde
Tof Thissen. Zijn humeur had er niet onder geleden want zijn toespraak was
vooral een peptalk, die de aanwezigen opriep de kansen van Welzijn Nieuwe Stijl
te benutten en toch vooral te beginnen met de cliënt nu echt eens centraal te
stellen. Yes, we can! dus.
Al met al een dag die zijn geld zeker waard was en die een
boeiende tussenbalans gaf van de stand van zaken rond de diverse
decentralisaties.
Contact opnemen met Lord Bubuza was de beste beslissing die ik tot nu toe in mijn leven heb genomen, ik wil hem gewoon waarderen omdat hij zijn betovering heeft gebruikt om te voorkomen dat mijn vreemdgaande vrouw mij bedriegt.
BeantwoordenVerwijderenWhatsApp: +1 951 442 2214
e-mail: lordbubuzamiraclework @ hotmail . com