Ik ben niet zo’n fan van de Volkskrant. Veel van wat er in die krant staat heb ik al eerder, en beter, beschreven gezien in Trouw. Eigenlijk koop ik de zaterdagkrant alleen omdat je kunt sparen voor een serie DVD’s met het complete werk van de gebroeders Coen. En daarvoor hadden ze een mooie serie boekjes over architectuur. En daarvoor over schilderkunst. Het komt er op neer dat ik nu al bijna een half jaar lang elke zaterdag een krant koop waar ik niets aan vind. Maar ik moet één uitzondering maken en dat is de wekelijkse rubriek “Twijfel” door Hans van Maanen. Te vinden in het wetenschapskatern. Docenten onderzoekstechniek: ga naar LexisNexis en download daar alle artikelen van Van Maanen!
Van Maanen bespreekt iedere week een onderzoek dat veel publiciteit heeft gehad. Aan de hand daarvan laat hij zien dat de werkelijkheid gemakkelijk te manipuleren is en dat we zinnen die beginnen met “Onderzoek heeft aangetoond dat….” in beginsel grondig moeten wantrouwen.
Afgelopen zaterdag had hij weer zo’n prachtig artikel. Onderzoek had aangetoond dat …..20% van de zedenaangiften door minderjarige meisjes waarschijnlijk vals was. Het onderzoek kreeg in de pers veel aandacht. Er werd nog net niet gezegd dat men het altijd wel gedacht had. Of toch wel. “De waarheidsvinder” meldde triomfantelijk: “Al jarenlang betogen wij dat er iets mis is met de wijze waarop er in Nederland met zedenzaken wordt omgegaan. Veel zedenrechercheurs gedragen zich meer als hulpverlener dan als opsporingsambtenaar en sluiten voortdurend hun ogen voor de mogelijkheid dat niet iedereen die zichzelf slachtoffer noemt dat ook is.”
Het onderzoek was uitgevoerd door het bureau Beke en bestond uit een literatuuronderzoek, een enquete en een dossieronderzoek. Eerst gingen de onderzoekers in de literatuur na wat er bekend was over valse aangiftes van seksueel misbruik. De schattingen liepen uiteen van 1,5 tot 90%, dus dat schoot niet echt op. Daarna stuurden ze 25 vragenlijsten naar hoofden van de zedenafdelingen van de politieregio’s in Nederland. Daarvan kwamen er maar 9 terug, een respons van 36%. Een grote non-respons betekent dat je je gegevens met de nodige terughoudendheid moet interpreteren. Braaf noteren de onderzoekers dan ook “De gegevens van deze negen regio’s zijn om die reden als indicatief en niet als representatief te beschouwen", om vervolgens toch gewoon los te gaan.
In de enquête vroegen ze hoe vaak het voorkwam dat meisjes tussen de 12 en de 18 een aangifte doen waarvan ze later zelf toegeven dat het een valse verklaring is. Ook wilden ze weten hoeveel twijfelachtige aangiftes er waren. In die vraagstelling ziet iets vreemds. Want het intrekken van een verklaring kan allerlei redenen hebben. Het kan zijn dat een meisje spijt krijgt van een valse aangifte. Maar het kan ook zijn dat ze onder druk gezet of zelfs bedreigd is. Of ze kan opeens op zien tegen alle consequenties. Maar een ingetrokken aangifte gelijk stellen aan een valse aangifte, dat is wel erg kort door de bocht.
Uit de enquête kwam naar voren dat in de deelnemende regio’s in 2008 574 aangiften gedaan waren waarvan er 8 ingetrokken waren. Dat komt neer op 1,4%. Maar – en nu komt de grote truc – de onderzoekers besloten ook de twijfelachtige aangiften mee te tellen. De gevallen waarin de politieman of – vrouw sterk vermoedde dat het om een valse aangifte ging, maar waarin het meisje voet bij stuk hield. Dat bleek zo’n 17% van de aangiften te zijn. Voor de duidelijkheid: het ging dus om een vermoeden of een gevoel van degene die de aangifte opnam. Een vermoeden dat niet onderbouwd hoeft te worden en dat wel of niet gegrond kan zijn. En daarmee kwam men uit op de conclusie dat een kleine 20% “twijfelachtig of vals is”.
Als je indruk wilt maken met je onderzoek moet je zorgen voor een pakkende samenvatting. Want niemand leest de methodenparagraaf en de resultaten. Managers, journalisten: ze lezen alleen de samenvatting. En daarom formuleerden de onderzoekers het in die samenvatting nog wat krachtiger: “Alles bij elkaar nemend, volgt daaruit dat een fors deel van de verhalen van minderjarige meisjes over het feit dat zij slachtoffer zijn geworden van een zedendelict (vermoedelijk) niet juist is.”
Voor de pers was dat nog niet genoeg. Die (de Volkskrant, RTL Nieuws) maakte er van dat een op de vijf aangiften “vermoedelijk vals” was en dat er daarnaast een nog grotere groep zou zijn die met een dubieus verhaal bij de politie zou komen. En zo werd het bedrog groter en groter.
Van Maanen bewaart de clou voor het laatst. Want waarom doet zo’n bureau zoiets? Dat blijkt op de laatste pagina van het rapport, onder het kopje aanbevelingen. De politie moet bureau Beke in de arm nemen om zedenrechercheurs te trainen in het beoordelen van aangiften van zedenzaken door minderjarige meisjes. Daar horen uiteraard ook intervisiebijeenkomsten en consensusbesprekingen bij, dus met dat meer blauw op straat zal het voorlopig wel niets worden. Bureau Beke is bereid om zulks tegen een redelijke vergoeding te doen.
Een schoolvoorbeeld van naar een conclusie toe schrijven en onderzoeken. Het trieste van dit voorbeeld is natuurlijk dat het effecten heeft op de manier waarop mensen naar zedenaangiftes kijken. Dat rechercheurs om de twee weken intervisie houden, het zij zo. En dat ze een aantal ochtenden naar een training moeten en dus niet op zoek kunnen naar de gestolen fiets van mijn zoon: soit. Maar dat rechercheurs vanuit een houding van argwaan naar slachtoffers van zedenmisdrijven gaan kijken of dat – erger nog – die slachtoffers na het lezen van zo’n krantenbericht misschien wel geen aangifte meer doen, uit angst niet te worden geloofd, dat is natuurlijk iets wat Anton van Wijk en Annemiek Nieuwenhuizen aangerekend mag worden.
Lees hier het artikel uit de Volkskrant en hier het bericht van de RTL-site
Bekijk hier de website van Hans van Maanen met een aantal van zijn artikelen.
Lees hier het artikel uit de Volkskrant en hier het bericht van de RTL-site
Bekijk hier de website van Hans van Maanen met een aantal van zijn artikelen.