Totaal aantal pageviews

donderdag 5 september 2013

Distantie

Laatst ben ik in een sentimentele bui door De H. gefietst, waar ooit mijn loopbaan als sociaal werker begon.  Een deel van de woningen zou gesloopt worden en ik wilde de buurt nog eenmaal zien
 bron: http://www.tubantia.nl/regio/hengelo/kaalslag-in-hengelose-es-na-sloop-1.3667979


Terwijl ik door de wijk zigzagde kwamen de herinneringen weer boven. Daar woonde mevrouw D. met haar dochtertje, dat altijd te laat op school kwam.  Moeder durfde ’s nachts niet te slapen uit angst voor de geesten van haar overleden ouders.  En daar woonde Klaas, vrijwilliger in de wijk. De zachtmoedigheid zelve, maar hij dronk meer dan goed voor hem was.  Op een dag was zijn vrouw het zo zat dat ze bij hem wegging. Het laatste wat ik over hem  hoorde was dat hij langdurig vastzat wegens moord. Even verderop woonde meneer C., secretaris van de bewonersvereniging. Wij noemden hem liefkozend de burgemeester van De H. Hij was onze ogen en oren. Regelmatig kwam hij langs om me mee te nemen naar een gezin dat écht geholpen moest worden.

We deden bijna alleen maar huisbezoeken en daarom heb ik bij een groot deel van de woningen wel herinneringen aan een bewoner – soms zelfs aan meerdere.  Dat ging zo door tot we een manager kregen die MBA studeerde en berekend had dat je in de tijd van twee huisbezoeken drie gesprekken op kantoor kon doen.

Al die kennis van de wijk en van de mensen die er leefden: had ik er wat aan? Ik denk het wel. Ik kreeg een completer beeld van mijn cliënten. Van zaken die ze niet vertelden omdat die voor hen vanzelfsprekend waren, maar die wel hun probleem in stand hielden of de sleutel vormden voor een oplossing. Ik zag hoe de buurt hun dagelijks leven beïnvloedde.  Ik kwam via bewoners, zoals meneer C., in aanraking met mensen die anders nooit om hulp gevraagd hadden. Maar bovenal ging ik van de wijk houden en ik maak mezelf wijs dat bewoners dat gemerkt hebben.

Studenten vertellen me vaak dat ze willen leren een grens te trekken tussen privé en werk. Ze willen de problemen van het werk niet meenemen naar huis. Ik probeer ze dan altijd uit te leggen dat het zo niet werkt in ons beroep. Distantie is belangrijk, maar dan als manier om een probleem vanuit verschillende perspectieven te kunnen bekijken. 

Uiteindelijk gaat social work over betrokkenheid, over geraakt durven worden.  Als je na vijf uur niet meer over je werk wilt nadenken, moet je maar in een koekjesfabriek gaan werken - met alle respect voor de meisjes van Verkade.
bron: http://www.goglobalnetwork.eu/en/goglobal.htm
Iemand die het veel mooier onder woorden kan brengen dan ik is Andries Baart, hoogleraar presentie en zorg. Lees hier een interview met hem over hoe hij denkt over de transities in zorg en welzijn. Als het niet lukt om het artikel te benaderen kun je hier een samenvatting lezen.

zondag 21 juli 2013

Achterlijke kinderen

Mijn vrouw is dol op kringloopwinkels. Ik vind er niets aan, behalve wanneer ze, zoals bij mij in de buurt, een mooie boekenafdeling hebben; voor mij het Småland van de kringloopwinkel.  Toen ik laatst weer eens  de nieuwe oude aanwinsten inspecteerde trok een opvallende titel mijn aandacht: “Achterlijke kinderen”, door dr. D. Herderschêe;  tweede druk uit 1947 – prijs: € 1,50. Ik begon erin en las het ter plekke bijna uit.




Herderschêe was een bekend zenuwarts, die tegenwoordig geldt als de pionier van het speciaal onderwijs in Nederland.  Hij maakte onder meer de Binet intelligentietest geschikt voor kinderen met een verstandelijke beperking.  Diverse scholen dragen nog steeds zijn naam.  

Dr. Dirk Herderschêe
bron: http://www.100jaarorthopedagogiek.nl/?q=1877
Het meest fascinerend vond ik het laatste hoofdstuk: “Therapie en prophylaxis”.  Daarin lijkt hij een warm pleitbezorger van de eugenetica . De verbeterde zorg voor zwakzinnigen heeft namelijk één groot nadeel: doordat ze niet langer ten prooi vallen aan “alcoholisme, vagebondage, misdaad en prostitutie” neemt hun aandeel in de bevolking toe. Hij beroept zich daarbij op berekeningen van Fritz Lenz, die als wetenschapper de nazi’s adviseerde bij hun campagnes voor gedwongen sterilisatie en – later -  euthanasie op zwakzinnigen. De argumenten die hij gebruikt komen sterk overeen met  wat in propagandafilms als “Erbkrank” naar voren gebracht wordt. Lenz stond onder wetenschappers overigens bepaald niet alleen. Zie daarvoor deze link. 

Nazi-propaganda voor het eugenetica-programma
bron: http://en.wikipedia.org/wiki/Nazi_eugenics
Ik vroeg me af hoe het kon dat een gerespecteerd arts als Herderschêe nog in 1947 dit soort ideeën niet alleen aanhing, maar ze ook uitgegeven wist te krijgen.  Ik kon diverse redenen bedenken.  Allereerst was de eerste druk verschenen in 1934, nog voor we wisten waar de eugenetische beweging toe zou leiden.  Misschien was dit hoofdstuk wel per ongeluk gehandhaafd in de tweede druk. Bovendien waren in 1947 nog lang niet alle gruweldaden van de nazi’s bekend. En tenslotte was er nog geen alternatief in de vorm van de prikpil.  

Maar het belangrijkste zag ik thuis pas, toen ik het boekje uitlas. Herderschêe kent de beperkingen van de wetenschap. Te vaak krijgen zwakzinnigen een etiket opgeplakt, dat later onjuist blijkt. En soms komt het voor dat “psychopathen” een geniaal kind krijgen. Daarom is hij tegen sterilisatie. De gedreven wetenschapper Herderschêe is zich bewust van de grenzen van de wetenschap. Daar zouden de breingelovigen en DSM-aanhangers van tegenwoordig nog iets van kunnen leren.


Meer informatie over Herderschêe vind je op "100 jaar Orthopedagogiek".


vrijdag 1 maart 2013

Profielwerkstuk

Profielen, profielen, profielen. Studenten en collega's raken soms de weg kwijt in het woud aan profielen waar ze mee te maken krijgen. Daarom dit artikel.

Met enige regelmaat vragen wij in onze opleidingen aan studenten om te reflecteren op het een of andere profiel, om hun competentieontwikkeling af te meten aan zo’n profiel of om hun handelen langs de lat van de beroepscode te leggen.  Bij een Academie als de onze, waar de meeste studiehandleidingen en opdrachten bij  MWD en SPH identiek zijn, levert dat al gauw verwarring op.  Daarom voor iedereen de belangrijkste informatie nog eens op een rij.

Beroepsprofielen

Bron: http://www.africanimmigrant.ca/?p=454
Om te beginnen is het belangrijk om onderscheid te maken tussen een beroepsprofiel en opleidingsprofiel. Een beroepsprofiel beschrijft wat een vakvolwassen beroepsbeoefenaar moet weten en kunnen en vaak ook wat hij of zij doet en wat kritische beroepssituaties zijn.  Bij een “vakvolwassen beroepsbeoefenaar” kun je dan denken aan iemand met minimaal 5 jaar werkervaring. Beroepsprofielen worden geschreven door een beroepsvereniging.  Zo heb je het beroepsprofiel van de maatschappelijk werker, geschreven door de NVMW. Dat is niet te downloaden, maar wel hier in te zien.  SPH kent geen beroepsprofiel. Dat heeft te maken met het feit dat SPH geen beroepsvereniging heeft.  Tot voor enkele jaren was er wel zo’n vereniging, Phorza, maar die leidde een kwijnend bestaan en had nooit meer dan 600 leden. Een dieperliggende oorzaak is mogelijk dat SPH nooit een beroep is geweest, zoals maatschappelijk werk dat al wel meer dan 100 jaar is.  SPH is een opleiding die ongeveer 15 jaar geleden ontstaan is uit een aantal kleinere opleidingen die tegen hun zin samengevoegd werden in het kader van een poging om het hbo overzichtelijker te maken.

Er zijn ook beroepsprofielen die meer op een bepaalde sector zijn toegesneden, zoals het beroepsprofiel jeugdzorgwerker   (ontwikkeld door het werkveld, in samenspraak met de opleidingen)  of competentieprofielen die zich richten op een specifieke functie op een bepaald functieniveau.  Deze profielen zijn vaak ontwikkeld door of namens werkgevers- of brancheorganisaties. Zo kent de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, de VGN, competentieprofielen op bepaalde niveaus (A t/m D), maar ook toegesneden op hele specifieke doelgroepen, zoals cliënten met niet-aangeboren hersenletsel. Alle competentieprofielen van de VGN zijn hier te vinden. .  In de jeugdzorg kent men het beroepsprofiel jeugdzorgwerker.  Dit is helaas alleen in boekvorm te bestellen, maar op de website van het Nederlands Jeugdinstituut is wel een uitgebreide brochure te downloaden.

Een ander relevant beroepsprofiel voor MWD en SPH is dat voor de GGZ-agoog Voor professionals die werkzaam zijn in de maatschappelijke ondersteuning (alle sectoren die onder de werking van de WMO vallen; denk bijvoorbeeld aan grote delen van het AMW) is er de beschrijving van de competenties  MaatschappelijkeOndersteuning in de branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. Bij deze competentiebeschrijving hoort de Handreiking Maatschappelijke Ondersteuning, die kwaliteitskenmerken voor de uitvoering van de WMO geeft:

Opleidingsprofielen

http://acdmutual.blogspot.nl/2012/03/1234-uitnodiging-bijeenkomst.html
Een beroepsprofiel beschrijft de competenties van een vakvolwassen beroepsbeoefenaar. Een opleidingsprofiel beschrijft waar opleidingen naar toe werken, dat wil zeggen: het eindniveau van de opleiding of het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar.  Opleidingen stemmen hun beleid af in de landelijke opleidingsoverleggen (LOO’s). Zo is er een LOO-mwd en een LOO-sph. Deze LOO’s stellen de landelijke opleidingsprofielen voor hun opleidingstype op. Zij voeren hierover overleg met beroepsverenigingen (zoals gezegd kan dit bij SPH dus niet) en brancheorganisaties. Uiteindelijk wordt het opleidingsprofiel vastgesteld door de HBO-raad.  Het profiel wordt dan onderdeel van het toetsingskader bij de accreditatie. Met andere woorden: hogescholen zijn vrij om hun curriculum zo in te richten als hun goeddunkt, maar ze moeten wel aantonen dat ze alle kwalificaties uit het voor hen geldende landelijke opleidingsprofiel op het juiste niveau  “afgedekt” hebben.

Bij de laatste actualisering van de opleidingsprofielen, rond 2009, zijn de opleidingen in de sociale sector (behalve MWD en SPH waren dat ook nog Culturele en Maatschappelijke Vorming, Creatieve Therapie, Pedagogiek en Godsdienstpastoraal Werk) begonnen met zich te bezinnen op de gemeenschappelijke basis van (het opleiden voor) het sociaal-agogische domein. Dat leidde tot het kaderdocument Vele takken, één stam. Op basis hiervan zijn de opleidingen vervolgens de afzonderlijke landelijke profielen gaan actualiseren.  Het opleidingsprofiel MWD en dat van SPH  zijn te vinden op de website van de HBO-raad.

Uitstroomprofielen en specialisaties

Naar aanleiding van een aantal ernstige incidenten in de Jeugdzorg ontstond in 2007 het idee voor een Actieplan ProfessionaliseringJeugdzorg dat nog datzelfde jaar aan Minister Rouvoet van Jeugd en Gezin werd overhandigt. Een van de resultaten van dit Actieplan was het hierboven al genoemde beroepsprofiel Jeugdzorgwerker. Om de aansluiting tussen hbo en beroepspraktijk te verbeteren werd een landelijk uitstroomprofiel  Jeugdzorgwerker van 90 EC ontwikkeld.
Hogescholen die een studieroute of een specialisatie onder de naam Jeugdzorg(werker) aanbieden mogen dat alleen doen als ze zich baseren op dit document.

Vervolgens kwamen andere brancheorganisaties in beweging die wilden dat er voor hun sector ook een specialisatie werd ontwikkeld. Op dit moment zijn uitstroomprofielen voor de verstandelijk gehandicaptenzorg en de GGZ-agoog in een vergevorderd stadium van ontwikkeling.  Daarnaast biedt een groot aantal hogescholen, waaronder Saxion, al jaren een landelijk ontwikkelde minor Werken in Gedwongen Kader (WIGK) aan. Bij deze laatste gaat het echter om een programma van slechts 30 EC, dat in nauwe samenwerking met Reclassering Nederland ontwikkeld is. Het verschil tussen al deze specialisaties en het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker is dat alleen deze laatste leidt tot een civiel effect. Kortgezegd: de andere specialisaties staan leuk op je CV en geven je ook wel een streepje voor bij het solliciteren. Het bezit van een diploma-aantekening jeugdzorgwerker is echter  ook echt noodzakelijk om je te kunnen inschrijven in het beroepsregister voor jeugdzorgwerkers. Vanaf 2014 wordt zo’n inschrijving verplicht, wil je in de jeugdzorg kunnen werken.

Welzijn Nieuwe Stijl

Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) is een term die gemunt is door toenmalige staatssecretaris Jet Bussemaker. Het is de naam van een programma dat gericht is op de verbetering van de uitvoering van de WMO, in lijn met de visie waar die wet voor staat. WNS is niet zozeer een beroepsprofiel, maar geeft (door middel van acht bakens) gemeenten, welzijnsorganisaties,  beroepskrachten,  maar ook cliëntvertegenwoordigers houvast.  De brochure waarin een en ander beknopt uiteen wordt gezet vind je hier. Veel van de elementen van WNS komen terug in de beschrijving van de competenties  Maatschappelijke Ondersteuning in de branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

Beroepscodes

www.nvmw.nl
Een beroepscode geeft aan voor welke waarden een beroepsgroep staat. De code geeft de collectieve beroepsnormen weer.  Een Code geeft, met name bij ethische dilemma’s, richting aan het beroepsmatig handelen en maakt aan cliënten en samenleving duidelijk waar een professional op aan te spreken is (NVMW, 2010). Een beroepscode wordt opgesteld door een beroepsvereniging. Phorza heeft in 2009 een beroepscode gepubliceerd. Het maatschappelijk werk kent al sinds 1962 een beroepscode, die in 2010 voor het laatst geactualiseerd is. Deze is niet te downloaden, maar wel in te zien .

Professionals die zich inschrijven in het beroepsregister onderwerpen zich aan tuchtrecht, hetzij op basis van de Phorza-code (als ze zich inschrijven als agoog) of van de NVMW-code (als ze zich als maatschappelijk werker registreren).  Voor jeugdzorgwerkers geldt een aanvullende beroepscode, omdat met name kwesties als geheimhouding en zelfbeschikkingsrecht van de cliënt in hun beroep soms anders liggen.
De eisen die de beroepscode kunnen soms botsen met de verwachtingen van een werkgever. Dat kan met name gaan wringen als in een bepaalde functie zowel maatschappelijk werkers of sociaal-pedagogisch hulpverleners (dus mensen die onder een van de beroepscodes vallen) als anderen werkzaam zijn. Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan de reclassering waar maatschappelijk werkers soms hetzelfde werk doen als hbo-juristen.

Samengevat:

Voor onze Academie zijn er dus twee relevante opleidingsprofielen. Beide zijn gebaseerd op het Grondslagendocument Vele Takken, Eén Stam.  Onder de paraplu van die opleidingsprofielen lijken zich nu allerlei uitstroomprofielen te ontwikkelen.

Beroepsprofielen kunnen opgesteld worden door een brancheorganisatie of door een beroepsvereniging en beschrijven de competenties en taken van een vakvolwassen beroepsbeoefenaar.  Soms doen ze dat voor een beroep, soms voor een sector en soms voor een specifieke functie op een bepaald niveau.
Een beroepscode beschrijft de waarden van waaruit een professional werkt en maakt inzichtelijk wat klanten en de samenleving van hem/haar kunnen verwachten met name als het gaat om waardegeladen onderwerpen

Straf of zorg of herstel?



Bron: http://www.flickr.com/photos/publik15/3967318488/
In de weekendbijlage van Trouw stond onlangs een interessant artikel van Rinus Otte onder de titel “Eerherstel voor de cel”.  Het artikel is een bewerking van de lezing die hij op 28 november jl. hield op het congres Verslaving en TBS. De tekst ervan is hier te lezen. De hoogleraar rechtspleging in Groningen en senior raadsheer bij het Gerechtshof te Arnhem  neemt stelling tegen de opvatting van veel psychologen en psychiaters dat een verslaafde crimineel geen keuze heeft en daarom behandeld moet worden in plaats van gestraft. Veel gedragsdeskundigen, zegt hij, hebben een overdreven rooskleurig beeld van de veranderbaarheid van mensen. Schaarse zorgmiddelen worden zo aangewend om verslaafden over een lat te laten springen die bij voorbaat veel te hoog ligt. Accepteer dat je niet iedereen kunt helpen en respecteer de onvolmaaktheid van het leven.  De consequentie is dat we accepteren dat we meer zwervers op straat zullen zien en dat het strafrecht vaker als laatste vangnet zal fungeren.  Ons zorgsysteem is immers financieel niet meer vol te houden.
Bron: http://www.flickr.com/photos/crashtestaddict/4279003745/
Ik kan me vinden in Otte’s pleidooi om verslaafden niet te ontslaan van hun verantwoordelijkheid en sociale problemen niet te snel te medicaliseren.  Dat betekent  echter niet dat we ze dan maar moeten loslaten tot ze vroeg of laat tegen de strafrechtelijke lamp lopen. Otte’s betoog past in een trend om de verzorgingsstaat als achterhaald en onhoudbaar te debunken. Engeland en de VS worden daarin vaak als gidslanden voorgesteld.

Het is zeker waar dat de verzorgingsstaat mensen lui heeft gemaakt en uitgenodigd heeft tot misbruik. Margot Trappenburg herinnerde onlangs echter nog eens aan Abram de Swaan, volgens wie de verzorgingsstaat er net zo goed is (was?) voor de sterke, hardwerkende belastingbetaler (voor de volledige tekst van De Swaans klassieker "Zorg en de staat", klik hier.) Die zal vaker en heftiger geconfronteerd worden met de ellende van anderen. En met criminaliteit, want Engeland en de VS zijn bepaald niet veiliger dan Nederland.
We moeten niet de illusie hebben dat we iedere verslaafde -kunnen omvormen tot productieve modelburger. We moeten echter ook niet doorschieten naar het andere uiterste. Onze relatief veilige samenleving, die permanent in de geluks-toptienvan de wereld staat, is mede te danken aan de verzorgingsstaat; die  - in de woorden van Trappenburg -  “oude liefde die te weinig is gekoesterd en te weinig waardering heeft gekregen”.

In zijn algemeenheid is er trouwens al jaren een tendens merkbaar om de vergeldingsfunctie van ons strafrechtsysteem weer meer te benadrukken. Een mooi (nou ja, dat hangt af van je standpunt) voorbeeld daarvan vormt het Burgercomité tegen onrecht. Bij zo'n naam krijg ik meteen al de kriebels: alsof mensen die het niet met hun eens zijn voor onrecht zouden zijn. Mensen hebben nogal eens de neiging om alles waar ze het niet mee eens zijn als onrecht te beschouwen.

Dit burgercomité zegt de belangen van slachtoffers en nabestaanden te vertegenwoordigen tegenover de politiek, de overheid en de media. Met een aantal van hun doelstellingen kun je het moeilijk oneens zijn. Zo pleiten ze ervoor dat het voorstel voor het bieden van smartengeld nu eindelijk, na ruim 6 jaar, eens door de Kamer komt. Maar daarnaast vinden ze dat er minder geld besteed moet worden aan daders en dat het vrijgekomen geld ten goede zou moeten komen aan slachtoffers. Ze vinden het maar onzin dat een gevangene een opleiding kan volgen en een reïntegratietraject aangeboden krijgt. Met dat reïntegreren valt het overigens in de praktijk nog wel tegen (of mee, als je een aanhanger bent van Eerdmans c.s.). Ik kan me nog herinneren hoe ik als schuldhulpverlener mensen begeleidde die in de problemen raakten nadat ze zonder enige vorm van begeleiding uit de gevangenis waren gekomen. Zelfs de huur van hun flatje was niet opgezegd toen ze vastgezet werden. Belangrijker lijkt mij echter dat het ook in het belang van slachtoffers is dat een dader na zijn vrijlating mogelijkheden aangereikt krijgt om buiten de criminaliteit te blijven. Dat dat lang niet altijd lukt, zoals Otte terecht stelt, wil niet zeggen dat je de samenleving veiliger maakt door maar zo streng mogelijk te straffen en het daarbij te laten. Zoals gezegd: samenlevingen waar dat wel gebeurt zijn echt niet veiliger dan de onze. Bovendien, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek, zijn de straffen in Nederland, Europees gezien, al relatief hoog.

Gisteravond gingen de mensen van het Burgercomité in debat met onder meer rechtbankverslaggever Chris Klomp. Kijk en bepaal zelf je mening
 
Get Microsoft Silverlight
Bekijk de video in andere formaten.


In het programma komt mooi naar voren hoe lang niet alle slachtoffers uit zijn op vergelding. Het lijkt erop alsof wat voor de een werkt, niet hoeft te werken voor de ander.

Een heel andere invalshoek kiest de Stichting Restaurative Justice. Deze stichting vindt ook dat criminelen aangesproken moeten worden op hun verantwoordelijkheid, maar komt tot heel andere conclusies dan het burgercomité. Een misdaad leidt niet alleen tot schade, maar ontwricht ook de verhaoudingen tussen mensen. Slachtoffer worden tast vaak je gevoel van basiszekerheid aan. Denk maar aan mensen die slachtoffer zijn van een inbraak. Vaak vinden ze de materiële schade nog niet het ergste, maar het idee dat iemand in hun huis geweest is en aan hun spullen gezeten heeft. In restaurative justice (herstelrecht) komen daders en slachtoffers en eventueel andere betrokkenen bij elkaar om uit te maken hoe de geleden schade hersteld kan worden. Uitgangspunt is dat de dader verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.

In de documentaire Omar's schuld die in oktober 2012 werd uitgezonden gaat het niet om een misdrijf, maar om een aanleiding. De documentaire, door het slachtoffer gemaakt, laat mooi zien hoe de hoofdpersoon eerst vol wrok zit en vast blijft zitten in het verleden, maar hoe hij, door met de bestuurder van de auto die hem heeft aangereden in gesprek te gaan, anders tegen het ongeluk aan gaat kijken en het verleden los kan laten. De Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming adviseerde in 2011 dan ook positief over deze vorm van afdoening. De documentaire is hieronder te bekijken. Zeer de moeite waard!

Get Microsoft Silverlight
Bekijk de video in andere formaten.


Zoals gezegd: niet voor alle slachtoffers zal dit een haalbare kaart zijn. Uiteraard bepaalt het slachtoffer altijd of herstelrecht toegepast kan worden. Maar door er - bijvoorbeeld als bemiddelaar -  anderen bij te betrekken uit het netwerk van het slachtoffer of de dader kan het voor slachtoffers wel gemakkelijker gemaakt worden om mee te werken aan herstelrecht. Dat wil niet zeggen dat je "soft on criminals" hoeft te zijn: herstelrecht kan een flinke schadevergoeding (financieel of anders) inhouden en kan zelfs na afloop van een reguliere gevangenisstraf nog ingezet worden.

Bron: Nieuwsbrief InZicht http://bit.ly/148flhg
 
Herstelrecht is hot. Dat blijkt ook wel uit het feit dat het jaarlijkse symposium van Slachtofferhulp Nederland ook helemaal in het teken van herstelrecht stond. Een uitgebreid verslag van alle lezingen en workshops, met links naar verdere informatie, vind je hier.

maandag 14 januari 2013

Fake it 'til you become it!


Twitter kan enorm afleiden van belangrijker zaken. Een van de redenen dat ik minder vaak blog is dat ik veel tijd op Twitter doorbreng. Het zoeken naar interessante tweets kan veel tijd opslorpen, maar aan de andere kant kost het retweeten van een boeiende link ook oneindig minder tijd dan het schrijven van een goede blog. Maar Twitter levert ook veel op.
Eergisteren kreeg ik de link naar een TED Talk van Amy Cuddy. Als je het concept achter de TED talks nog niet kent, moet je maar eens op hun webpagina kijken  . Het moet al raar lopen als je geen boeiende lezing vindt. 

Amy Cuddy
bron: www.hbs.edu
Amy Cuddy is sociaal-psychologe aan de Harvard Business School. De kern van haar verhaal: lichaamstaal bepaalt niet alleen hoe anderen ons waarnemen, maar ook hoe we onszelf waarnemen en daarmee ook hoe we ons gedragen. Nu is dat allesbehalve een nieuw inzicht. Al in de jaren zestig formuleerde Daryl Bem de self-perception theory, die tegenwoordig in ieder psychologiehandboek te vinden is. In de kern komt zijn theorie erop neer dat de manier waarop we onszelf kennen niet veel afwijkt van die waarop we conclusies over anderen trekken. In beide gevallen baseren we ons op waarneembaar gedrag. In de meeste gevallen zijn we namelijk afhankelijk van ons zichtbare gedrag als we willen weten hoe we eigenlijk zijn. 
Natuurlijk hebben we, als we onszelf beoordelen, ook informatie over onze interne gemoedstoestand ter beschikking. Iemand die schijnbaar vol overtuiging een verhaal staat te houden voor een volle zaal kan van binnen dood gaan van de zenuwen. Toch ligt het niet zo eenvoudig: de opwinding die we van binnen voelen moeten we namelijk interpreteren. Hoe weet ik of die opwinding voortkomt uit angst of uit een plezier? Volgens Bem leren we deze interpretatie van onze inwendige gevoelens als kind. Hetzelfde geldt voor onze attitudes en meningen. Attitudes kunnen leiden tot gedrag, maar gedrag kan net zo goed onze attitudes vormen.

Een mooi voorbeeld van de manier waarop gedrag ons zelfbeeld vormt is het experiment van Humphrey uit 1985. Hij liet proefpersonen een rol spelen in een gesimuleerd kantoor. Door loting werden sommigen aangewezen als managers en anderen als medewerkers. Nadat ze zich twee uur volgens hun rol gedragen hadden moesten ze zichzelf (dus hun ware zelf) scoren op een aantal persoonlijkheidseigenschappen. De managers scoorden zichzelf hoger op positieve eigenschappen als intelligentie en leiderschap. En wat nog opvallender was: de medewerkers vonden ook dat de managers hier beter in waren. Blijkbaar waren de proefpersonen vergeten dat de verschillen in gedrag veroorzaakt werden door de situatie en de – toevallige – roltoewijzing.
Bron: http://bit.ly/VYhglI
Een bijzondere variant op het bovenstaande vormt de theorie over de gezichtsfeedback. Dit is een oude theorie die in feite nog teruggaat op Charles Darwin en William James. De theorie zegt dat emoties versterkt of afgezwakt kunnen worden door het aannemen van een bepaalde gezichtsuitdrukking. Sommige versies stellen zelfs dat bepaalde emoties in hun geheel veroorzaakt kunnen worden door een bepaalde gezichtsuitdrukking. Strack, Martin en Stepper bedachten in 1988 een zeer vindingrijke manier om dit te testen (klik hier voor hun artikel).  Ze deden alsof ze een experiment uitvoerden om te onderzoeken hoe moeilijk het was om bepaalde taken uit te voeren zonder je handen of armen te gebruiken. Ze vroegen aan de proefpersonen om op een bepaalde, voorgeschreven manier een pen in hun mond te nemen. Een groep moest de pen tussen de lippen klemmen, zodat men, zonder het te weten, zou gaan fronsen. Een andere groep moest de pen met de tanden vasthouden, wat onwillekeurig zou leiden tot een lach. Tenslotte moest een controlegroep de pen in de niet-dominante hand nemen.  Daarna moesten ze een aantal taken uitvoeren, waaronder het beoordelen van de grappigheid van een cartoon. De mensen die de pen met hun tanden vasthielden bleken de cartoon significant grappiger te vinden dan de anderen.  De onderzoekers concludeerden dat iemands gezichtsuitdrukkingen zijn of haar eigen emoties beïnvloeden zonder dat de persoon zich hiervan bewust is.
Het facial feedback experiment
Bron: http://bit.ly/13t0ZdD

Terug naar Amy Cuddy. Tot dusverre niets nieuws dus in haar lezing. Wat wel nieuw was (althans voor mij) was dat ze liet zien dat het aannemen van een bepaalde houding (groot, dominant, dan wel klein en ineengedoken) ook – zelfs na heel korte tijd – al leidt tot hormonale veranderingen.  Zowel bij dieren als bij mensen hebben de alfamannetjes, degenen in een machtspositie, een gemiddeld hogere testosteronspiegel en een lager cortisolspiegel. Dat leidt ertoe dat ze assertiever zijn en zelfverzekerder, maar ook dat ze meer risico’s nemen. Zelfs bij een spel dat puur op geluk gebaseerd is schatten ze hun winstkansen hoger in dan anderen (het is verleidelijk om hier een parallel te trekken naar de bankenwereld, maar dat ga ik niet doen). Testosteron is, behalve een heleboel andere dingen, het dominantie-hormoon en cortisol is het stresshormoon.  Bij mensen die zich slechts gedurende twee minuten  groot maken daalt het cortisol-gehalte en stijgt de testosteronspiegel (en daarmee de “risk-tolerance”).


Alfamannetjes maken zich groot
Bron: http://bit.ly/10sOgcg
Vervolgens liet Cuddy aan de hand van een experiment, maar ook van een zeer persoonlijk verhaal, dat haar zichtbaar raakte, zien hoe je deze kennis kunt gebruiken in sociale situaties waarin je beoordeeld wordt door anderen: een sollicitatiegesprek of een presentatie waar je tegenop ziet. De meeste mensen bereiden zich op zo’n situatie voor door nog even hun aantekeningen door te nemen. Of ze spelen nog even wat op hun smartphone. Helemaal fout, aldus Cuddy! Want je duikt in elkaar en maakt jezelf kleiner. Beter is het om jezelf groot te maken en een “high-power pose” aan te nemen. Misschien niet waar anderen bij zijn – dat kan weer andere onvoorziene effecten hebben – maar bijvoorbeeld op het toilet of in een andere ruimte waar je privacy hebt.

Een high-power pose
Bron: http://bit.ly/VYgFQU
Zelf heb ik hier in het verleden tijdens sollicitatiegesprekken wel eens gebruik van gemaakt. Als ik zenuwachtig was en het gevoel had dat alle anderen dat aan me zagen ging ik breeduit aan de tafel zitten, mijn bovenlichaam wat naar voren gebogen en met mijn armen een zo groot mogelijk stuk van de tafel claimend, alsof ik mijn territorium afbakende. Ik hoop niet dat dat de enige reden is waarom ik bij Saxion ben aangenomen, maar ik had wel het idee dat me dat zelfverzekerder maakte.
In wachtkamers zie je vaak een low-power pose
Bron: http://read.bi/Sv5N0e
Natuurlijk zullen mensen tegenwerpen dat je je dan anders voordoet dan je bent. Het antwoord daarop van Cuddy moet je zelf maar gaan bekijken (vanaf ongeveer 16’00).  Zo indrukwekkend kan ik het nooit vertellen. Het komt er uiteindelijk op neer dat ze niet zegt: “Fake it til you make it” maar “Fake it til you become it"

Bekijk de lezing van Cuddy hier.

woensdag 2 januari 2013

Heanig an


Als Twentenaren afscheid nemen zeggen ze “Heanig an” (waarbij de ea ongeveer uitgesproken wordt als een è). Heanig is niet exact te vertalen: het heeft een complexe betekenis die loopt van rustig en bescheiden naar klein. “Heanig an” is een advies: maak je niet te druk, stay cool. Maar ook: doe geen dingen die je vermogen te boven gaan. Heel wat anders dan het Dromen, Durven, Doen van de Ben Tiggelaars van deze wereld. Een kreet die ik laatst zelfs op de ruiten van een Rotterdams ROC gedrukt zag - tijdens een journaalitem over het dreigende faillissement van deze onderwijskolos.
Wie zich wel eens op Linkedin begeeft ziet dat de geest van Ben Tiggelaar over velen vaardig is. Mensen presenteren zichzelf als aanjager, inspirator of innovator. Of gewoon als Independent  Professional (wat doe je dan de hele dag?). En ze zijn nooit gewoon op zoek naar een baan, maar altijd naar een nieuwe uitdaging.

In Duitsland deed de Duits-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han twee jaar geleden veel stof opwaaien met zijn essay De vermoeide samenleving. Hierin stelt hij dat de moderne samenleving zich kenmerkt door vrijwillige zelfuitbuiting. De externe autoriteit van de kapitalist is vervangen door de zelfopgelegde dwang om te presteren.  Met dat presteren geven  we zin aan ons leven.  Dat leven is een project en wij zij verantwoordelijk als het mislukt. De psychische aandoeningen van deze tijd - ADHD, depressie, burnout -  zijn het gevolg van een teveel aan positiviteit.
Byung-chul Han 
 © Merve Verlag Falk Hoffmann
 
Ik vind dat Han hiermee teveel zijn eigen milieu – dat van de zelfbewuste academicus – als uitgangspunt neemt. Als sociaal werker kwam ik dagelijks mensen tegen die hun leven helemaal niet als project, maar eerder zichzelf als speelbal zagen. Dan spreekt de analyse van Van Ewijk mij meer aan. Hij vindt dat de huidige complexe samenleving een groot beroep doet op de sociale en communicatieve vermogens van mensen. Niet iedereen bezit die in voldoende mate om zich staande te kunnen houden. Het is aan sociaal werkers om mensen te helpen de regie over hun eigen leven te hernemen, maar wel in een mate en een tempo dat bij ze past. Heanig an, dus.

P.S.

Zeg, die Van Ewijk, is dat eigenlijk een Tukker?

Byung-Chul Han. De vermoeide samenleving.  (vertaling Frank Schuitemaker). Uitgeverij Van Gennep, ISBN 9789461640710 (€ 6,95).