Van de handvol Britse journalisten die ik ken is Oliver Burkeman met afstand de leukste en interessantste. Onder de titel “This column will change your life” schrijft hij in The Guardian wekelijks een artikel over opmerkelijke uitkomsten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Deze week verblijdde hij zijn lezers met een column over onderzoek naar de effecten van armoede op wilskracht en doorzettingsvermogen. Burkeman baseerde zich daarbij op een artikel van Jamie Holmes uit The New Republic,van 6 juni jl.
In de jaren ’90 ontwikkelden sociaal-psychologen de idee van “depletable self-control”, vrij vertaald: eindige of beperkte zelfbeheersing. Het idee was dat iemands vermogen om zelfbeheersing en wilskracht tentoon te spreiden beperkt was. Als iemand gedwongen werd op een bepaald gebied veel wilskracht of doorzettingsvermogen te tonen, zou dat ten koste gaan van andere gebieden. In 1998 zetten Baumeister, Bratlavsky, Muraven en Tice hongerige proefpersonen aan een tafel met twee soorten voedsel: chocolade en koekjes naast radijs. Sommige proefpersonen kregen de instructie de radijs te eten en de lekkernijen links te laten liggen; anderen mochten eten wat ze wilden. Daarna kregen ze allemaal een aantal onoplosbare geometrische puzzels voorgelegd. Degenen die de lekkere dingen hadden moeten laten liggen gaven twee keer zo snel op, ook wanneer gecorrigeerd werd voor verschillen in stemming. De onderzoekers concludeerden dat het weerstaan van verleidingen een psychische tol eiste.
Deze bevinding is sindsdien in meer dan 100 experimenten bevestigd. Zelfbeheersing tonen leidde in een daaropvolgende taak steeds tot verminderde zelfcontrole. Mensen lieten zich gemakkelijker overhalen om een product te kopen of om te liegen voor geldelijk gewin en mensen die op dieet waren aten teveel.
In de loop der jaren werd de theorie uitgebreid. In bovenstaande voorbeelden ging het nog om “self-control decisions”. Later onderzoek maakte echter aannemelijk dat hetzelfde ook gold voor “trade-off decisions”: besluiten waarin iemand moet kiezen uit twee aantrekkelijke alternatieven. Bij beide typen beslissingen zou je wilskracht kunnen zien als het vermogen om dilemma’s rationeel op te lossen en een keuze te maken die zo goed mogelijk past bij iemands persoonlijke doelen en belangen. Dat (psychologische) vermogen lijkt eindig te zijn. Net zoals Andy Schleck na twee dagen aanvallen in de Tour er geen goede tijdrit meer uit kon persen, is iemand na het oplossen van een of meer dilemma’s aan het eind van zijn cognitieve Latijn.
Dit inzicht heeft grote gevolgen, bijvoorbeeld voor ons begrip van het verschijnsel armoede. Psycholoog Elder Shafir van Princeton University formuleert het kernachtig: “Voor een arm iemand is voor bijna alles wat hij doet een trade-off beslissing nodig”. Iemand met geld hoeft zich niet af te vragen of hij zal gaan eten. Voor iemand die in armoede leeft vraagt zelfs eten kopen “trade-off thinking”. Zie ook de blogpost die ik in februari schreef over de online game SPENT.
In december publiceerde Dean Spears, een econoom van Princeton, een artikel over een aantal experimenten die laten zien dat economische beslissingen voor arme mensen een veel grotere cognitieve belasting vormen dan voor rijken. In een zo’n experiment deed hij een aantal mensen in een Indiaas dorp een voordelige aanbieding voor zeep. Mensen die die aanbieding hadden gehad deden het daarna veel slechter op een taak rond zelfbeheersing. Dat gold echter alleen voor arme deelnemers; niet voor rijke. Een rijke deelnemer hoefde alleen na te denken of hij de zeep wilde hebben; een arm iemand moest bedenken wat hij moest opgeven om de zeep te kunnen kopen.
Voor arme mensen is iedere dag vol van dit soort beslissingen, die een aanslag doen op hun cognitieve draagkracht. Econoom Sendhil Mullainathan van Harvard constateert in een recent artikel dan ook dat armoede de vrije wil beperkt, waardoor het nog moeilijker wordt om aan de eigen omstandigheden te ontsnappen. Burkeman stelt het heel navrant: juist door de offers te brengen die dagelijks van hen gevraagd worden houden armen minder psychologische ruimte over om die initiatieven te nemen waardoor ze blijvend aan de armoede zouden kunnen ontsnappen.
In zijn artikel concludeert Holmes dan ook dat we armoede op een andere manier moeten bestrijden dan we tot nu toe gedaan hebben. We moeten, zegt hij, wilskracht als een belangrijk, maar schaars goed gaan beschouwen. Hij geeft het voorbeeld van drie economen die op de Filippijnen experimenteerden met een nieuw soort bankrekening, de SEED-rekening (Save, Earn, Enjoy Deposits). Mensen spreken daarbij vrijwillig met hun bank af dat zij niet voor een bepaalde datum geld kunnen opnemen. Van degenen die het aanbod voor zo’n SEED-rekening kregen deed 28% mee. Deze mensen bleken na een jaar vier keer zoveel te hebben gespaard als anderen. De vrijwillige afspraak met de bank maakte het voor de deelnemers mogelijk om een “trade-off decision” te vermijden. In het rijke Westen kennen we dit soort constructies al veel langer, in de vorm van pensioentegoeden, vakantiegeld, deposito’s etcetera. In armere gebieden zijn dit soort voorzieningen veel schaarser.
Geld kan ook ingezet worden om te voorkomen dat mensen overbelast raken door allerlei dilemma’s waarin ze moeten beslissen. In Mexico en Brazilië verbindt de overheid voorwaarden aan bepaalde vormen van financiële steun: dat de kinderen naar school gaan, dat mensen regelmatig een arts bezoeken of dat ze geld sparen.
Kun je wilskracht trainen, als een spier? Of is op ook werkelijk op? Onderzoeksresultaten spreken elkaar in dit opzicht tegen. Er zijn in ieder geval aanwijzingen dat wilskracht zich kan herstellen, bijvoorbeeld door even iets ontspannends te doen en ergens anders aan te denken. Maar of “the willpower muscle” ook versterkt kan worden is onduidelijk. Sommige onderzoekers denken van wel. In twaalf staten in de VS draait een programma, Tools of the Mind, dat zich speciaal richt op het versterken van wilskracht bij peuters en kleuters.
Voor de hulpverlening aan mensen in armoede, al dan niet met schulden, betekent dit dat we ons niet zozeer moeten richten op het aanleren van het maken van goede keuzes, maar op het eerst en vooral wegnemen van situaties waarin dat keuze maken op de proef wordt gesteld. Dat betekent bijvoorbeeld dat budgetbeheer, mits goed uitgevoerd, een goed middel is om energie en ruimte vrij te spelen die vervolgens gebruikt kan worden om meer blijvend iets aan de armoede te doen (bijvoorbeeld door het volgen van een opleiding of het zoeken van een baan).
En ook voor ons uit de middenklasse heeft Burkeman een goed advies: de volgende keer als je weer eens een aanval hebt van zelfdiscipline, besteed je energie dan niet aan pogingen om je als een verantwoordelijk burger te gedragen, maar aan het veranderen van je omgeving zodat je in de toekomst niet zo vaak aangesproken zult worden op je wilskracht. Neem je niet voor om iedere maand geld te sparen, maar geef je bank opdracht om automatisch elke maand een bedrag over te maken naar je spaarrekening; besluit niet om minder vaak TV te kijken, maar doe je toestel de deur uit. Waar een wil is, is een weg om niet langer afhankelijk te zijn van je wil.