Totaal aantal pageviews

woensdag 13 juli 2011

Schuldhulpverlening en herstel

Het is de laatste tijd erg stil geweest op deze blog Daarvoor was een goede reden: uw Daily Social Worker moest nu toch eindelijk eens een keer zijn master Psychologie afronden. Dat moest gaan gebeuren via een onderzoek naar schuldhulpverlening aan mensen met een ernstige psychiatrische aandoening – in vaktaal een SMI (Severe Mental Illness). Uit de tijd dat ik zelf in de schuldhulpverlening werkte weet ik nog dat een vrij groot deel van mijn cliënten een psychiatrische aandoening had. Of leek te hebben, want het kwam ook meer dan eens voor dat mensen nog nooit contact gehad hadden met de GGz, terwijl ze toch – voor zover ik dat als leek kon beoordelen – gedrag vertoonden dat op zijn minst het vermoeden van een psychiatrische diagnose rechtvaardigde.

Voor mijn onderzoek interviewde ik 14 mensen met een ernstige psychiatrische aandoening die ervaring met de schuldhulpverlening hadden. Sommigen hadden een schuldhulptraject afgerond en waren nu schuldenvrij. Anderen waren net een half jaar bezig, hadden de stabilisatiefase achter de rug en zouden nu echt gaan aflossen. Weer anderen waren met slaande deuren vertrokken uit het kantoor van de schuldhulpverlener, vast van plan om daar nooit weer een voet over de drempel te zetten.

Ik wilde weten of de inhoud van de verhalen die ze over die schuldhulpverlening vertelden iets zei over de mate van herstel die ze ervoeren. Het ging me er dus niet zozeer om te ontdekken wat er nu “objectief” gezien gebeurd was in de schuldhulpverlening als wel om de verhalen die mensen over die schuldhulp vertelden. Daarbij had ik me laten inspireren door onderzoek uit 2007 van de Amerikanen Jonathan Adler en Dan McAdams. McAdams geniet in Nederland enige bekendheid door zijn boek (uit 1993) “The stories we live by"

Adler en McAdams onderzochten de verhalen die mensen achteraf vertelden over hun psychotherapie (zoals bekend een zeer geliefd tijdverdrijf in de Verenigde Staten) en gingen na of de inhoud van die verhalen samenhing met Ego-development en well-being. Ego-development heeft te maken met de genuanceerheid van je zelfbeeld: kun je tegenstrijdige aspecten van je persoon in een beeld verenigen? En well-being: het woord zegt het al. Adler en McAdams vonden iets vreemds: mensen die erg positief waren over hun hulpverlener en die die hulpverlener een grote rol toekenden in hun therapie scoorden wel goed op Ego-development, maar relatief slecht op well-being. Mensen die, kort door de bocht gezegd, vonden dat therapie wel leuk en aardig was, maar dat je het uiteindelijk toch zelf moest doen, scoorden veel beter op well-being. Adler en McAdams verklaarden dat met behulp van het begrip agency.

Agency is volgens “The stories we live by”een van de twee centrale thema’s in elk verhaal dat mensen over hun eigen leven vertellen. Agency staat voor de behoefte aan autonomie, aan je onderscheiden van anderen en aan presteren. De andere streving is communion en die staat voor de behoefte om ergens bij te horen, om te beminnen en bemind te worden en om iets te betekenen voor anderen.

In de interviews die ik hield bleek agency zeer sterk te correleren met herstel. “Herstel” dan niet in de zin van het verdwijnen van psychiatrische symptomen, maar van het werken aan een zinvol bestaan waarin je zoveel mogelijk zelf de regie hebt. Op  de website van de Stichting Beschermde Woonvormen Utrecht vind je een mooie definitie van het begrip. De samenhang tussen herstel en agency was zo sterk dat ik moest concluderen dat de begrippen elkaar waarschijnlijk overlappen. Opvallender – want gezien het eerdere onderzoek van Adler en McAdams niet verwacht – was echter dat communion ook een rol speelde. Vooral negatieve ervaringen rond communion (niet correct of als een nummer behandeld worden, onduidelijkheden in de communicatie, afspraken die niet nagekomen werden) bleken negatief te correleren met herstel. Met andere woorden: hoe meer negatieve ervaringen iemand in de sfeer van bejegening had hoe minder herstel.

Nu kun je bij dit type onderzoek altijd de vraag stellen naar de kip en het ei. Hebben mensen meer negatieve ervaringen omdat ze minder herstel ervaren? Of zijn er eerst negatieve ervaringen in de schuldhulpverlening en leiden die er toe dat mensen minder herstel ervaren? Helemaal duidelijk is het niet. Wel viel op dat de vier cliënten van één bepaalde schuldhulpverleningsinstelling het hoogst scoorden op communion. De kans dat alle vier cliënten van een organisatie bij toeval het hoogst scoren is minder dan 1 op 1000. Dus ben je geneigd te zeggen dat er toch iets in de werkwijze van die organisatie is dat maakt dat mensen meer communion / verbondenheid ervaren. En dat zou weer een aanwijzing kunnen zijn dat een hoge score op communion in ieder geval niet het gevolg is van herstel.

Een ander opvallend element in veel verhalen was de grote rol die families speelden in de ondersteuning van mensen met schulden. Vooral ouders bleven kinderen tot ver in de volwassenheid steunen: soms met geld of door eens een nieuwe jas voor ze te kopen, soms ook door de bankrekening van hun kind te beheren en het kind te leren hoe het met geld en met de administratie moet omgaan. Ouders bleken daarin vaak veel meer maatwerk te kunnen leveren dan de relatief logge schuldhulpverlening. Deze bevinding lijkt de inzet van zogeheten Eigen Krachtconferenties bij huurschulden te ondersteunen.   In Amsterdam wordt bij een dreigende uithuiszetting wegens huurschuld het sociale netwerk van een huurder bij elkaar geroepen. Dat netwerk maakt een plan voor het wegwerken van de huurschuld en het voorkomen van nieuwe schulden. Eigen Krachtconferenties bij dreigende ontruimingen lijken een kosteneffectieve interventie. Een ontruiming kost gemiddeld € 14.000; een Eigen Krachtconferentie zo’n € 4.300, waarvan de gemeente € 3.700 voor haar rekening neemt. Als 1 op de 3 conferenties slaagt wegen de kosten dus al op tegen de baten (nog afgezien van de bijkomende maatschappelijke kosten van een ontruiming).

Opvallend in de verhalen van de deelnemers aan het onderzoek was dat zij zelf vertelden dat het werken aan hun schulden belangrijke positieve effecten had voor hun psychosociaal functioneren. Vooral een toegenomen gevoel van zelfvertrouwen en self-efficacy werden genoemd. De rust en de afname van de stress die een gevolg was van het overnemen van het budgetbeheer door de schuldhulpverlening werd ook als een positief element genoemd. Budgetbeheer betekende een einde aan (of ten minste een vermindering van) bezoeken van deurwaarders en incassobureaus en de zekerheid dat je de hele maand door geld hebt om boodschappen te doen. Maar met dat budgetbeheer is iets merkwaardigs aan de gang. Want bij een aanzienlijk deel van de respondenten wordt die budgetbeheersrekening na verloop van tijd juist een bron van ergernis en van conflicten met het personeel van de schuldhulporganisatie. Veel negatieve communionervaringen hebben juist met de budgetbeheersrekening te maken (misverstanden, de ervaring als een nummer behandeld te worden).

Al met al levert het onderzoek duidelijke aanwijzingen (maar ook nog niet meer dan dat) op dat de manier waarop mensen met een psychische aandoening bejegend worden in de schuldhulpverlening van invloed is op de mate van hun herstel. En, hoewel dat niet onderzocht is, zou het me ook niets verbazen als een prettige, positief-professionele bejegening zou bijdragen aan het succes van de schuldhulpverlening zelf.

Opvallend in dat verband is wel dat schuldhulporganisaties er vaak voor kiezen om aan de balie, daar waar blijkens mijn onderzoek juist het verschil gemaakt wordt, laag opgeleide mensen met weinig agogische vaardigheden neer te zetten. De specialisten houden zich bezig met de onderhandelingen met de schuldeisers. Iemand zonder opleiding kan natuurlijk een natuurtalent zijn en de juiste toon treffen (ook daarvan kwam ik in mijn interviews voorbeelden tegen) maar uit de verhalen van de deelnemers blijkt toch vaak het tegenovergestelde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten