Totaal aantal pageviews

zondag 11 september 2011

Helden van het sociaal werk (5): Mychal Judge

Eigenlijk klopt deze titel niet helemaal: Mychal Judge, slachtoffer nummer 0001 van de aanslagen van 9 september 2001, was geen social worker, maar een priester. Maar in de vorige aflevering van deze miniserie hebben we al gezien dat er historisch gezien nauwe banden zijn tussen de kerk en het sociaal werk. En zelfs nu nog kennen de opleidingen godsdienstpastoraal werk, sociaal-pedagogische hulpverlening en maatschappelijk werk en dienstverlening een gemeenschappelijke grondslag. Mychal Judge was geen priester die zich beperkte tot het lezen van missen en het toedienen van de sacramenten. Veel van zijn werk had raakvlakken met wat je straathoekwerk of outreachend maatschappelijk werk zou kunnen noemen.

De naam Mychal Judge is in Nederland misschien niet zo bekend. De foto waarop zijn lichaam wordt weggedragen door brandweermannen is echter een van de iconische afbeeldingen van 9/11 geworden, een foto die iedereen wel eens gezien heeft.


Mychal Judge was als aalmoezenier verbonden aan het brandweerkorps van New York. Toen in de ochtend van 11 september het alarm afging en de brandweerwagens uitrukten ging hij mee naar het World Trade Center. In de hal van de noordelijke toren was een commandocentrum ingericht waar hij hulp bood aan slachtoffers en bad voor de overledenen. Toen rond 10 uur de zuidelijke toren instortte, werd hij geraakt door brokstukken die de hal invlogen. Hoewel hij niet het eerste slachtoffer van de aanslagen was, was hij wel degene die het eerst geïdentificeerd werd; vandaar “victim nr. 0001”

Judge werd in 1933 geboren als Robert Emmett Judge,  zoon van Ierse immigranten. Zijn vader overleed aan een slopende ziekte toen Robert 6 jaar oud was. Op zijn 15e ging hij naar het seminarie en dertien jaar later werd hij priester in Washington. Hij trad toe tot de Franciscaner orde en veranderde zijn naam in Mychal. Rond 1971 raakte hij verslaafd aan de alcohol. In 1978 slaagde hij er, met hulp van de Alcoholists Anonymous, in om van de drank af te raken. De hulp aan mensen met alcoholproblemen bleef zijn bijzondere aandacht houden.

In 1992 werd hij aalmoezenier bij het brandweerkorps van New York. Hij bood hulp en steun, vaak ter plekke, aan slachtoffers van branden. Stervenden diende hij de laatste sacramenten toe en brandweermannen die traumatische gebeurtenissen hadden meegemaakt ving hij op. Vaak reed hij mee op de brandweerwagen.

Mychal Judge wordt vaak aangeduid als The Saint of 9/11. Hoewel dat typisch past bij het Amerikaanse patriottisme en bij de algemeen-menselijke behoefte aan heldendom bij zulke overweldigende rampen, werd hij ook bij leven al vaak als een heilige gezien. Typerend is het verhaal dat hij een bevriend echtpaar gevraagd had om een speciaal soort trui voor hem mee te brengen van hun vakantie in Ierland. Het vinden van die trui kostte nogal wat moeite en hij bleek bovendien niet goedkoop. Toen de man hem later vroeg waarom hij de trui nooit droeg, bekende hij schoorvoetend dat hij hem aan een zwerver gegeven had. Die had hem harder nodig.

Vermeldenswaard is verder nog dat het Congres in 2002 een wet aannam, de Mychal Judge Act, die bepaalde dat partners van politieagenten, brandweerlieden en andere “public safety officers” die tijdens de uitoefening van hun werk omgekomen waren, recht hadden op een overheidspensioen, ook als het ging om “same-sex couples”.  

Het verhaal van Mychal confronteert je met de vraag hoever je zelf bereid zou zijn te gaan in extreme situaties. Hij had heel gemakkelijk naar een veiliger plek kunnen gaan en had dat goed kunnen beredeneren door te stellen dat niemand iets aan hem zou hebben als hij dood was. Sterker nog: hij had helemaal niet mee hoeven gaan op de brandweerwagen. De meesten van ons zullen niet zo extreem op de proef gesteld worden, maar iedere hulpverlener kent wel situaties waarin hij in zekere zin moet kiezen tussen zichzelf en de cliënt.

Over Mychal Judge is in 2006 een documentaire gemaakt, met Ian McKellen als voice-over. De documentaire, die ongeveer 80 minuten duurt, geeft een beeld van zijn leven, maar is tevens een liefdesverklaring aan New York. Hij is in acht delen te zien op YouTube: zie onderstaande links.
















zaterdag 10 september 2011

Waarom dumpt ze hem niet?

Familie, politie en hulpverleners kunnen er niet over uit: waarom gaan vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld zo vaak zo snel weer terug naar de man die hun mishandelde? En waarom trekken ze hun aangifte zo vaak weer in? Het antwoord daarop is complex en kan te maken hebben met economische afhankelijkheid, gebrek aan gevoel van eigenwaarde of schuldgevoel tegenover de kinderen. Onderzoekers van Ohio State University denken een stukje van het antwoord te hebben gevonden. Zij analyseerden opnames van telefoongesprekken tussen zeventien mannen die gearresteerd waren op verdenking van huiselijk geweld en hun vrouwelijke slachtoffers, die besloten hun aangifte in te trekken.

De mannen zaten in een gevangenis in Washington State, in het uiterste noordwesten van de VS. Alle telefoongesprekken van de gevangenen worden routinematig opgenomen. De gevangenen zijn op de hoogte: aan het begin van elk gesprek horen ze een bandje met de mededeling dat hun gesprek geregistreerd wordt. De onderzoekers analyseerden de gesprekken van 17 vrouwen die hun aangifte ingetrokken hadden. De totale lengte van de gesprekken varieerde van 30 minuten tot meer dan 3 uur per stel. Anders dan vaak wordt gedacht trokken de slachtoffers hun aangifte niet in omdat de dader ze dreigde met nog meer geweld. De daders gebruiken “…more sophisticated emotional appeals designed to minimize their actions and gain the sympathy of the victim,” aldus Amy Bonomi, de hoofdonderzoeker.

De beïnvloeding verloopt in vijf fasen, zo vertelt ze. In de eerste twee gesprekken is er vaak sprake van een verhitte discussie over wat er nu precies gebeurd is en wat ieders aandeel is. In die beginfase toont het slachtoffer zich vaak weerbaar en verzet ze zich tegen de manier waarop de dader de gebeurtenissen weergeeft. Die vastberadenheid wordt echter minder, naarmate de dader vaker belt.
In de tweede fase bagatelliseert de dader de mishandeling en praat hij op het slachtoffer in om haar ervan te overtuigen dat het allemaal niet zo ernstig was.

Wat dan volgt is in de meeste gevallen het omslagpunt in het hele proces. De dader appelleert aan gevoelens van medelijden en sympathie bij het slachtoffer. Hij beschrijft hoeveel hij lijdt in de gevangenis, hoe somber hij is en hoezeer hij haar en de kinderen mist. Kortom: hij zet zichzelf neer als het slachtoffer en vaak voelt het echte slachtoffer zich geroepen om hem te troosten. In een geval dreigde de dader zelfs met suicide en zei hij tegen slachtoffer: “Niemand houdt toch van me?”. Op dat moment veranderde de stem van het slachtoffer op slag. Ze leek bezorgd dat hij zichzelf echt iets zou aandoen. Ze beloofde dat ze hem zou helpen om uit de gevangenis te komen.

In het vierde stadium vraagt de dader het slachtoffer om de aangifte in te trekken. Het slachtoffer geeft toe. Tenslotte, in het vijfde stadium, werken beiden het plan verder uit en stemmen ze hun verhalen op elkaar af. “Vaak wisselen ze heel gedetailleerde afspraken uit over wat ze moeten doen en zeggen in de rechtszaal. Ze bevestigen tegenover elkaar dat ze een stel zijn en zien zichzelf als mensen die vechten tegen de overheid die ze uit elkaar probeert te halen, “ alsdus Bonomi.

Bonomi gelooft niet dat de gesprekken beïnvloed zijn door het feit dat dader en slachtoffer wisten dat ze opgenomen werden. “Het zijn stellen die in een crisis verkeren. De dader wil koste wat het kost zijn vrijheid terug. Hij houdt zich niet in,” zegt ze. Ze gelooft evenmin dat het opnemen van de gesprekken de reden is dat dader niet met geweld dreigen. De mannen schatten in dat ze meer kans van slagen hebben als ze geen directe bedreigingen uiten. Ze bevinden zich immers in een afhankelijkheidspositie: als ze hun partner bedreigen, kan deze het gesprek beëindigen. Natuurlijk, aldus Bonomi, is er altijd de dreiging van toekomstig geweld, maar de daders gebruiken die niet om hun doel te bereiken.   

Volgens de onderzoekster kunnen de uitkomsten politie en hulpverleners helpen om slachtoffers beter voor te bereiden op pogingen van de dader om hun gemoed te werken en de mishandeling te bagatelliseren. Als de slachtoffers voorbereid zijn, zijn ze minder gevoelig voor die pogingen en is de kans dat ze hun aangifte doorzetten groter. De uitkomsten laten bovendien zijn hoe het inspelen op gevoelens het voor slachtoffers moeilijker maakt om zich los te maken uit een gewelddadige relatie.

Uiteraard is de situatie in de VS anders dan in Nederland. Het berechten van de dader staat hier minder centraal. Als een vrouw het toch weer wil proberen met haar partner, zal men eerder inzetten op een combinatie van individuele begeleiding en relatiegesprekken waarbij beide partijen leren om op een andere manier met conflicten om te gaan. Daarnaast vind ik persoonlijk dat Bonomi wel erg gemakkelijk aanneemt dat het opnemen van de gesprekken geen invloed heeft op de inhoud ervan. In mijn tijd als maatschappelijk werker heb ik wel degelijk meegemaakt dat daders gebruik maakten van bedreigingen, soms heel subtiel en indirect, om slachtoffers onder druk te zetten om een aangifte in te trekken. Maar het patroon dat in dit onderzoek gevonden werd is herkenbaar en het kan goed zijn om slachtoffers erop voor te bereiden.
De Evangelische Omroep zond in 2010 een documentaireserie uit over het werk van de rechtbank. In de tweede aflevering wordt een vrouw geconfronteerd met haar ex-man tegen wie ze aangifte van mishandeling heeft gedaan.

De Amerikaanse zender ABC zond een documentaire uit die goed laat zien waarom een vrouw besluit om bij haar man te blijven, ondanks de mishandelingen. De documentaire bevat schokkende beelden.



Bonomi, A.,  Gangamma, R., Locke, C.,  Katafiasz, H., &   Martin, D. (2011). Meet me at the hill where we used to park': Interpersonal processes associated with victim recantation. Social Science & Medicine, DOI: 10.1016/j.socscimed.2011.07.005