Human Rights and Social Equality, dat was het thema van de
eerste volledige dag van SWSD 2012.
De dag begon met een welkomstwoord van Maria Larsson, de
Minister voor Jeugd en Ouderen. Dat zij in eigen persoon kwam geeft wel aan
welke waarde Zweden aan dit congres hechtte. Haar inleiding was uiteraard een wat
algemeen praatje, maar de richting was toch wel duidelijk. De oplossingen voor
de sociale en economische problemen van deze tijd moeten inclusief en duurzaam
zijn, daar kwam het op neer. Hoe we omgaan met burgers in nood bepaalt hoe onze
samenleving eruit ziet; niet alleen voor de kwetsbaren, maar voor alle burgers.
Daarbij moet altijd gestreefd worden naar een zo groot mogelijke ruimte voor
zelfbestemming voor die kwetsbare burger.
Social work speelt hier een belangrijke rol in. Daarnaast zag zij een
belangrijke rol weggelegd voor social work in preventie. Met name noemde zijn
opvoedingsondersteuning en ondersteuning van kinderen. Die ondersteuning wordt
aan alle ouders in Zweden aangeboden; niet alleen aan de ouders met problemen.
Thomas Hammarberg |
De volgende spreker was Thomas Hammarberg, oud-voorzitter
van Amnesty International en tot voor kort Commissaris voor Mensenrechten bij
de Raad van Europa. In die laatste hoedanigheid uitte hij onder meer stevige
kritiek op het Nederlandse asielbeleid.
Een terugkerend thema in zijn verhaal was de wederkerige
relatie tussen klassieke burgerrechten en de economische mensenrechten. Er is
een bepaalde mate van sociale gelijkheid nodig om mensenrechten te realiseren
en omgekeerd leiden inspanningen voor mensenrechten tot een meer egalitaire
samenleving. Werken aan mensenrechten komt dus dicht in de buurt van
politiek. Verdragen over mensenrechten wil iedereen dan ook wel tekenen. Zodra het
echter aankomt op implementatie worden ook mensenrechten controversieel.
In Europa is de sociale gelijkheid in de afgelopen 30 jaar
geleidelijk ondermijnd. De armoede in Europa is gegroeid. 150 miljoen van de
800 miljoen Europeanen (als je Europa zeer ruim definieert) leven in relatieve
armoede (dat wil zeggen dat hun inkomen minder dan de helft is van het mediane
inkomen van hun land). Er zijn nog steeds verschillen in salaris tussen mannen
en vrouwen. Sociale uitsluiting wordt nog steeds van generatie op generatie
doorgegeven. Een deel van deze zaken is het gevolg van bewuste politieke
beslissingen zoals de privatisering van zorginstellingen en “hervormingen” in
de sociale zekerheid. Dit proces is versterkt – maar niet veroorzaakt – door de
crisis van 2008. Terwijl belastinggeld naar de banken gaat wordt “economic
balance” het allesbepalende devies, ondanks de waarschuwingen van gezaghebbende economen zoals
Nobelprijswinnaar Paul Krugman. De financiële crisis wordt zo een economische
crisis, die op zijn beurt leidt tot een politieke crisis: politici worden niet
meer vertrouwd en extremistische politieke partijen hebben de wind in de
zeilen.
De huidige crisis zou in de ogen van Hammarberg een
aanleiding moeten zijn om weer terug te keren naar sociale rechtvaardigheid. De
oorzaken voor de huidige crisis gaan dieper dan alleen de economie. We zouden
hard moeten werken aan “equal societies”. Uiteindelijk is dat beter voor
iedereen omdat onderzoek laat zien dat egalitaire samenlevingen (behoudens
extreme uitzonderingen als Noord-Korea) meer veiligheid en gezondheid voor
iedereen opleveren. Mensenrechtenverdragen moeten gaan over de klassieke
burgerrechten én over economische rechten. Europa en de VS zijn geneigd om
bepalingen over economische rechten te interpreteren als ambities en niet als
verplichtingen, maar klassieke en economische burgerrechten gaan hand in
hand.
Vishanthi Sewpaul |
De laatste jaren hoor je steeds vaker praten over “Africa
rising”. Zie onder meer dit artikel uit The Economist van december. Dat concept kent drie aspecten:
- Er is veel economische
groei, maar ook veel ongelijkheid. Goed sociaal beleid ontbreekt vrijwel
overal
- Er zijn democratische
opstanden tegen dictators (zie de Arabische lente)
- Vanaf de jaren ’60 hebben
veel landen zich ontwikkeld richting een meerpartijenstelsel. Maar een
land als Somalië is een voorbeeld van een “failed state” en veel landen
zijn vrijhandelszones voor de georganiseerde misdaad geworden.
Er valt dus het nodige aan te merken op de
mensenrechtensituatie in Afrika, maar: “…when it coms to charges of bad
governance, the West should be a bit more circumspect,” aldus Jeffrey Sachs.
Sachs is directeur van het Earth Institute van de Columbia Universiteit en
was drie jaar geleden te gast in het
programma Wintergasten. Met zijn uitspraak doelde hij niet alleen op het koloniale verleden maar
ook op het postkoloniale heden waarin Westerse mogendheden als het geopolitiek
zo uitkomt dictators in het zadel houden. Er is een relatie van wederzijdse
corruptie tussen Afrikaanse en Europese leiders. En vanuit China dienen zich
alweer nieuwe vormen van imperialisme aan.
Maar ook de Afrikaanse leiders zelf zijn verantwoordelijk
voor grove schendingen van de mensenrechten
en voor het misbruik van de vele natuurlijke hulpbronnen. Een andere
oorzaak voor de nog altijd aanwezige armoede vormen de Europese
landbouwsubsidies die maken dat Europa voedsel exporteert voor prijzen waarvoor
de Afrikaanse boer niet kan produceren. Paul Krugman daarover: “Financial globalisation and
deregulation have definitely turned out to be more dangerous than we imagined”.
Afrikaanse leiders beroepen zich vaak op hun nationale
soevereiniteit om kritiek op hun mensenrechtenbeleid af te wimpelen. Ook zeggen
ze dat vrijheid van armoede en honger voor gaan op burgerlijke vrijheden. Maar
zoals Thomas Hammarberg al stelde hangen die twee onlosmakelijk samen. Ook
zeggen Afrikaanse leiders vaak dat mensenrechten niet voor Afrika opgaan en te individueel
en te Westers van karakter zijn. Het African Charter benoemt deze rechten echter ook. Bovendien is Afrika niet per se
collectivistischer dan Europa.
In tijden van grote armoede en ongelijkheid is het voor
leiders gemakkelijk om identiteiten (religieus, etnisch, seksueel) te
manipuleren. Zij gebruiken die identiteit echter niet als middel tot inclusie,
maar juist om groepen buiten te sluiten.
Voor social work is het belangrijk “to be beyond casework”.
Het gaat om pleitbezorging en belangenbehartiging. Social workers moeten hun
beroep “reclaimen” als een Human Rights Profession. Sewpaul gaf het voorbeeld
van social workers in Zuid-Afrika die de staat voor de rechter daagden om deze
te dwingen, voldoende aidsmedicatie beschikbaar te stellen. “Challenge state
power and Human Rights abuse,” aldus Sewpaul.
Het plenaire deel werd afgesloten door Tom Shakespeare,
technical officer bij de WHO, de wereldgezondheidsorganisatie. Zijn verhaal
ging over de rechten van mensen met een beperking – en daarmee ook over zijn
rechten, want hij zat in een rolstoel. Daarnaast schrijft hij regelmatig in The Guardian. Zijn verhaal kwam er in feite op neer
dat mensen met een beperking geen speciale rechten toegekend moeten krijgen,
maar wel de kans moeten hebben, dezelfde rechten als anderen uit te oefenen. En
we moeten beperkingen niet langer zien als een eigenschap van het individu,
maar oog hebben voor de “disabling” aspecten van de omgeving. Die beweging –
van individuele tekorten naar sociale barrières – is er een die al een tijdje
aan de gang is, maar die tegelijk nog veel verder moet gaan.Tom Shakespeare |
- De prevalentie van
beperkingen en chronische ziekten is veel hoger dan voorheen gedacht (15
in plaats van 10%, ofwel 1 miljard mensen). Die mensen hebben niet
allemaal extra aandacht en zorg nodig, maar wel gelijke (in de zin van
gelijkwaardige) behandeling
- De aantallen groeien nog
steeds door vergrijzing, toename van chronische ziekten en
verkeersongelukken en betere medische zorg, waardoor bijvoorbeeld meer
kinderen met een aandoening blijven leven of meer mensen een ongeluk
overleven.
- Slechtere gezondheid
- Minder scholing
- Minder economische
participatie
- Meer armoede
Na de pauze bezocht ik een workshop over Migration and
Gender Issues. Zo’n workshop duurt twee en een half uur en omvat acht tot negen
korte referaten (10-15 minuten). Dat heeft als nadeel dat de sprekers bijna
over hun woorden struikelen in hun pogingen om toch alles te vertellen wat ze
kwijt willen. Als toehoorder kun je het gewoon niet bijhouden, helemaal niet
als je ook nog aantekeningen wilt maken. Dat wordt nog verergerd doordat alle
sprekers de klassiek indeling aanhouden van Achtergrond/Onderzoeksvraag/Methode/Resultaten/Discussie.
Ik pik er een aantal interessante uit. Sharvari Karandarikar deed onderzoek
naar de ervaringen van mannen en vrouwen die wonen in het red light district
van Mumbai, een gebied dat snel verandert – of liever gezegd verdwijnt – nu
India opgestoten wordt in de vaart der volkeren. Van de 5000 vrouwen die er
voorheen werkten zijn er nog maar 2000 over, en niemand weet waar de anderen
gebleven zijn.
Cheryl-Ann Boodram deed onderzoek naar de ervaringen van
mensen uit Trinidad en Tobago die in Canada of de VS woonden, maar het land
uitgezet zijn, omdat ze een misdrijf of een overtreding begaan hebben. Sinds
enkele jaren is dat mogelijk. De wet is met terugwerkende kracht ingevoerd
zodat mensen uitgezet kunnen worden voor iets wat ze 20 jaar eerder gedaan
hebben. De uitzetting brengt status- en inkomensverlies met zich mee (mensen
waren vaak geëmigreerd om hun familie te kunnen onderhouden), onzekerheid over
de eigen identiteit, verlies van huisvesting en van bezit (sommige mensen hadden
een eigen huis in de VS en ga zo maar door.
Jane McPherson van Florida State University deed niet zozeer
onderzoek, maar ontwikkelde een assessment, een hulpmiddel bij de intake, met
als titel Four Factors. Het was bedoeld voor TASSC, het Torture Abolitionist
Survivor Support Centre, een zelfhulporganisatie van mensen (bijvoorbeeld
vluchtelingen) die martelingen overleefd hebben. De vier factoren die in kaart
gebracht worden zijn:
- De ervaring zelf en de
reactie daarop van de persoon
- De krachten en hulpbronnen
van de overlevende
- De gemeenschap waarin de
overlevende op dat moment leeft; zijn sociale omgeving dus
- Wetgeving en sociaal
beleid en hoe dit de overleven helpt of hindert.
Het waren interessante onderzoeken, maar met uitzondering
van het verhaal van McPherson leek er bij geen enkele sprake van een praktische
toepassing in social work.
In de middagpauze belandde ik in een stalletje van The
Guardian, die uitstekende Britse krant. Die bleek een social care network te
hebben
met massa’s artikelen over social work en social care in het Verenigd
Koninkrijk. Op de website wordt ook veel aandacht besteed aan de social work
conference. Natuurlijk riep de naam Enschede meteen associaties op: “The Wally
with the Brolly” riep mijn gesprekspartner. Voor de voetbalhaters onder ons:
bedoeld werd Steve McClaren, de trainer van Twente. Heeft-ie Enschede toch maar
mooi op de kaart gezet. Overigens vertelde de man van The Guardian dat McClaren
laatst op de BBC te horen was en dat zijn Engels Nederlandse invloeden
vertoonde. Ook hier slaat de acculturatie dus onverbiddelijk toe.
Het middagprogramma liep uit op een teleurstelling. De
workshop “Transforming Education and Practice” klonk veelbelovend, maar had
weinig om het lijf. Iemand uit Edmonton vertelde over de integratie van de
praktijk van het ziekenhuismaatschappelijk werk en het binnenschools leren.
Gastdocentschappen werden daarbij als een innovatie opgevoerd. En twee dames
uit Lund en Malmö vertelden over de effecten van een studiereis met studenten
naar Wit-Rusland. Een jongedame uit Bosnië-Herzegowina maakte ons deelgenoot
van een evaluatie van de implementatie – met hulp vanuit het buitenland - van
een social work-curriculum in dat land. Helaas kon ze nog niets vertellen over
de uitkomsten, want die had ze nog niet. De enige interessante inleiding was
die van John Carpenter van de Universiteit van Bristol. Hij sprak over de
invoering van het assessed year in practice voor NQSW (newly qualified social
workers, beginnende beroepsbeoefenaren) in de jeugdzorg. Zeer interessant omdat
in er op dit moment (tot 3-9-2012) in Nederland een internetconsultatie plaatsvindt over
wijzigingen in de wetgeving die als doel hebben de kwaliteit van jeugdprofessionals
te verbeteren. De aanleiding voor het Assessed Year was het grote verloop in
de Britse jeugdzorg: de gemiddelde social worker bleek een carrière van 8
jaar te hebben. Dit ondanks het feit dat
de Britse social workopleiding een relatief lange praktijkperiode kent. Het
NQSW-programma bestond uit vijf elementen:
- Reflective supervision,
dus geen werkbegeleiding maar echte supervisie, gedurende drie maanden
anderhalf uur per 14 dagen, daarna anderhalf uur per maand
- 10% caseloadvermindering
- 10% tijd voor training en
supervisie
- Een training voor
leidinggevenden
- Een afronding met een
portfolio