Totaal aantal pageviews

zaterdag 6 oktober 2012

World Conference on Social Work and Social Development (4)


De meest vooraanstaande spreker van de woensdag was Malcolm Payne, als adviseur verbonden aan St. Christopher’s Hospice in Londen,  maar veel bekender als auteur van een groot aantal boeken over social work.  In zijn op een na laatste boek, Humanistic  Social Work,  gaat Payne in op de humanistische grondslagen van het sociaal werk. Hij ziet zelfrealisatie in gezonde sociale relaties als het centrale doel van sociaal werk en hij benadrukt dat daarvoor een eerlijke samenleving, met gelijke kansen voor ieder,  nodig is.  Payne is geen groot spreker en daardoor kwam zijn verhaal niet altijd uit de verf, maar de centrale boodschap ervan kwam overeen met die uit zijn boek.

Malcolm Payne
Social workers werken met mensen en om hun werk te kunnen doen, doen ze een beroep op de menselijkheid die ze met anderen delen. Social work is: er zijn voor anderen, ook voor mensen die we misschien niet direct mogen of die niet aantrekkelijk zijn. Social work is erop gericht om mensen te helpen “social solidarity” te realiseren. Daartoe moeten we positief reageren op verschillen tussen mensen. Dat vraagt om wat Payne noemde “cultural translation”, niet alleen tussen verschillende culturen, maar ook tussen mannen en vrouwen, mensen met en zonder beperking enzovoorts.

Social work doet dat tegen een achtergrond van grote economische veranderingen. Dat geldt binnen Europa, maar ook op mondiaal niveau, waar nieuwe economische mogendheden in opkomst zijn.  Een belangrijke trend die in de afgelopen jaren te zien was, was de opkomst van een neoliberaal,  “free for all”-kapitalisme, dat de menselijke verhoudingen niet ten goede is gekomen. We hebben daarom een nieuwe strategie nodig voor “social well-being”  en we moeten duidelijk maken wat social work kan betekenen in de nieuwe economische orde die zich de komende jaren zal aandienen. Social workers moeten nadenken over de vraag welke benaderingen een bijdrage kunnen leveren aan dat “social well-being” binnen de nieuwe economische verhoudingen.

Daartoe ging hij in op wat hij “Humanistic Practice” noemde. Die praktijk is gebaseerd op drie belangrijke pijlers:

  • het idee dat mensen het vermogen en de creativiteit hebben om nieuwe kennis en vaardigheden te ontwikkelen om regie te krijgen over hun omgeving en zichzelf
  • vanuit de humanistische psychologie: het besef dat je alleen kennis over de mens kunt verwerven door zelf met anderen om te gaan en zo jezelf te ontwikkelen en te begrijpen
  • het denken in termen van mensenrechten. Tot onze natuurlijke rechten behoort het recht om jezelf als individu en als deel van een gemeenschap te ontwikkelen

Menselijke en sociale ontwikkeling vereisen dat je je capaciteiten en je creativiteit ten volle blijft ontwikkelen. Social work creëert de omstandigheden waaronder dat kan. Payne zag dat ontwikkelen zelfs gebeuren in zijn hospice, bij mensen in hun laatste levensfase. Dat illustreerde hij aan de hand van een video-opname van Cherry, een bewoonster van zijn hospice, die als jonge vrouw vanuit het Caribisch gebied naar Engeland kwam en het daar als zwarte vrouw niet gemakkelijk had.  Ze sprak over haar op handen zijnde dood, over verlies, rouw, spijt en schuld en de hoop dat je als ouder iets wezenlijks aan je kinderen meegegeven hebt. Allemaal zaken die we, ondanks onze verschillen in achtergrond, met elkaar delen en die we van elkaar kunnen navoelen.  Maar alleen delen is niet genoeg, aldus Payne. We moeten een manier vinden om via de dingen die we delen te leren van en over de verschillen tussen ons.

Het doel van social work moet dan ook zijn om menselijkheid en menselijke ervaringen delen. Maar gedeelde menselijkheid en commitment aan mensenrechten is niet voldoende. Het onderscheidende kenmerk van social work is namelijk het streven naar “social solidarity”. Economie gaat over sociale efficiëntie. Psychologie gaat over persoonlijke effectiviteit. Social work daarentegen gaat over het realiseren van “social solidarity”.  Social work richt zich op het verbeteren van interpersoonlijke sociale verhoudingen en rechtvaardigheid tussen sociale groeperingen, zodanig dat de samenleving beter functioneert.

Daarvoor is nodig dat we leren werken met de verschillen tussen mensen. We moeten op een authentieke manier die verschillen waarderen en we moeten niet alleen vanuit onze eigen denkkaders communiceren, maar op zo’n manier dat anderen de vertaling kunnen maken. “Shared humanity” vraagt een culturele vertaling tussen de dominante cultuur en de minderheidscultuur en begrip van onze verschillen.  Voor een social worker die uit de dominante cultuur afkomstig is vraagt dat de vaardigheid:

  • om de eigen ideeën zo te presenteren dat ze ook toegankelijk zijn voor mensen uit de minderheidscultuur
  • om ideeën uit de minderheidscultuur te ontvangen en op te nemen in de eigen cultuur.
Lang hebben de verschillen in opvattingen en werkwijzen tussen social workers op de voorgrond gestaan.  Maar de laatste tijd worden social workers zich steeds meer bewust van het feit dat ze ook een aantal uitgangspunten delen. Payne noemde er vijf:

  • Alliance: dit heeft te maken met de relatie met de cliënt, met het streven naar informed consent en met dialoog op basis van gelijkwaardigheid
  • Aims: de basis van de alliantie is het gezamenlijk werken aan positief geformuleerde, concrete doelen (en niet het werken aan en denken vanuit problemen)
  • Action sequences: : social workers kunnen hun handelingen beschrijven en onderbouwen. Het handelen is doelgericht en “accountable”
  • Critical thinking: in social work gaat het om het ter discussie stellen van bestaande aannames; het doorbreken van denkpatronen en gedragspatronen. Dit zowel op individueel als op maatschappelijk niveau.
  • Rights: centraal in dat handelen staan mensenrechten, respect voor minderheidsculturen en gelijkwaardigheid.
Wie meer wil lezen van Malcolm Payne, kan – behalve bij zijn boeken – terecht bij zijn weblogs en zijn website:

Interessant was ook de tweede lezing van de ochtend. Chakib Benmoussa  is voorzitter van de Economische en Sociale Raad van Marokko.  Tot 2010 was hij minister van Binnenlandse Zaken; daarnaast leidde hij de Marokkaanse delegatie bij de onderhandelingen over het conflict rond de Westelijke Sahara. Hij besprak ontwikkelingen waar wij in het Westen ook mee te maken hebben (de globalisering) of regelmatig over horen (de Arabische lente) vanuit het perspectief van een Noord-Afrikaans land.  Natuurlijk was duidelijk dat hij het standpunt van de Marokkaanse overheid uitdroeg, maar dat was juist ook weer het interessante in zijn verhaal.  Wel moest ik erg veel moeite doen om hem te volgen, vanwege zijn zware Franse accent. Van iemand die een master behaald heeft aan het MIT zou je een betere beheersing van het Engels verwachten.

Chakib Benmoussa
Benmoussa begon met een bespreking van de grote en onomkeerbare veranderingen die de wereld in economisch en politiek opzicht doormaakt.  Overheden slagen er, mede door beperkte financiële middelen, niet altijd in hier het hoofd aan te bieden. De solidariteit tussen generaties staat onder druk; in sommige landen door de vergrijzing,  in andere (vooral in de Arabische wereld) juist doordat er zoveel jongeren zijn. Er is veel maatschappelijk protest tegen de ongereguleerde globalisering en de gevolgen daarvan, bijvoorbeeld in de vorm van massaontslagen en werkloosheid. Daarnaast ziet de Arabische wereld zich geplaatst voor een roep om vrijheid en protesten tegen corruptie en onderdrukking.  In deze ontwikkeling spelen vier factoren een rol, althans in de Arabische wereld:

  • Het politieke en economische systeem zoals we dat nu kennen vergroot de kloof tussen armen en rijken
  • Regeringen slagen er niet in om democratische basisrechten te realiseren
  • Er is sprake van een groeiende jeugdwerkloosheid
  • Het opleidingssysteem weet geen sociale mobiliteit te genereren.
De volksbewegingen in de Arabische wereld maken gebruik van sociale media en kennen nauwelijks of geen formele organisatie of leiderschap. Dat is een voordeel, omdat ze zich mede daardoor zo snel hebben kunnen verspreiden, maar ook een nadeel omdat het na de omwenteling vaak toch weer het establishment is dat zich het snelst weer een positie weet te verwerven. Je kunt je dan ook afvragen in hoeverre, een jaar na de Arabische lente, de politieke en economische wensen van de bevolking gerealiseerd zijn.

Ook Marokko ziet zich geconfronteerd met grote uitdagingen, vooral als gevolg van demografische verschuivingen, verstedelijking en globalisering. De kunst is om tegen deze achtergrond sociale ongelijkheid te verkleinen. De Marokkaanse instituties, aldus Benmoussa, hebben zich voorlopig laten zien dat ze zich weten aan te passen aan deze nieuwe uitdagingen. Hij wees op een aantal maatregelen die het land genomen heeft, zoals het instellen van een Equity and Reconcilition Commission, die schendingen van mensenrechten uit het verleden onderzoekt veranderingen in wetgeving die de positie van de vrouw verbeteren en de invoering van een nieuwe grondwet.

Naast politieke hervormingen zijn er ook op sociaaleconomische veranderingen in gang gezet. Allereerst zijn er initiatieven genomen om economische sectoren waar Marokko al sterk in is nog verder te stimuleren, bijvoorbeeld door infrastructurele projecten.  Deze benadering moet leiden tot een verhoging van het algemene welvaartspeil waar iedereen van profiteert. Daarnaast is er een programma in gang gezet om de condities te creëren waaronder lokale sociale ontwikkeling en participatie tot stand kan komen. Twee belangrijke onderdelen daarvan zijn de invoering van een zorgverzekering voor iedereen en de National Initiative for Human Development, een programma van 900 miljoen euro dat gericht is op verbetering van de leefomstandigheden in steden en op het platteland. ( zie http://tinyurl.com/8clhswf en http://tinyurl.com/8f5hwae )
Voor dit programma wordt samenwerking gezocht met meer dan 40.000 “civil society organisations”,  onder meer in de vorm van cofinanciering.  Om de betrokkenheid van de civil society te vergroten is in 2011 de Economic and Social Council in het leven geroepen, waar Benmoussa voorzitter van is.  De Council is een adviesorgaan voor regering en parlement ten aanzien van economische en sociale vraagstukken.  De 99 leden vertegenwoordigen de verschillende geledingen van de Marokkaanse samenleving.  Behalve een adviserende functie heeft de Council de taak om een Social Charter te ontwikkelen, een agenda voor de verdere bevordering van sociale rechtvaardigheid en welzijn.

Je kunt natuurlijk je twijfels hebben bij het democratisch gehalte van het bestuur in Marokko, maar feit is wel dat het land een oase van rust is in een turbulente Arabische wereld en dat dat waarschijnlijk mede te maken heeft met de koning die tijdig – al voor de Arabische lente – een begin gemaakt heeft met een politiek van gematigde verandering.  Het was in ieder geval boeiend om te horen hoe een regime waar wij als Nederlanders weinig van weten maar dat we desondanks vaak als autocratisch beschouwen probeert om een complexe samenleving als de Marokkaanse te moderniseren en tegemoet te komen aan gerechtvaardigde eisen van de bevolking.


Mehdi Gharbi
De laatste spreker was Mehdi Gharbi, die dit jaar de Martin Luther Kingprijs won voor zijn bijdrage aan de val van het Tunesische regime. Gharbi, in Zweden woonachtig, publiceerde vanaf 2000 de digitale nieuwsbrief “Tunis News”, die een van de belangrijkste stemmen was tegen de regering van president Ben Ali en voor veel Tunesiërs de enige onafhankelijke nieuwsbron. Gharbi bleek een innemende man die mij deed denken aan het dappere kleermakertje dat zeven reuzen in een klap doodde. Met veel zelfspot vertelde hij wat het werken aan de nieuwsbrief gevraagd had van hem en zijn familie. Overdag werkte hij als ingenieur. Al zijn vrije tijd ging op aan Tunis News.  De nieuwsbrief startte in 2000 nadat zijn website geblokkeerd was door de Tunesische overheid. Vooraf had Gharbi bijna 12.000 mailadressen verzameld om zijn nieuwsbrief te verspreiden.  In de ogen van Gharbi was de macht van Ben Ali gebaseerd op drie pijlers: steun van het Westen, steun van politie en leger en controle over de media. Dat leidde tot een machtsbasis van onwetendheid en angst, die Gharbi wilde bestrijden met wat hij een e-weapon noemde.  Als inspiratoren noemde hij Ghandi (“violence begets violence”) en Olof Palme (“hatred breeds hatred”).  Het was mooi om te zien hoe een enkele man met behulp van sociale media het verzet tegen het regime wist te voeden. In de nabespreking noemde Benmoussa sociale media een belangrijke aanvulling op de democratie. Helaas bleef in de discussie de vraag achterwege hoe Gharbi dacht over de richting die de Arabische revolutie inmiddels is ingeslagen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten