Gisteren, 31 maart 2014, bezocht ik het symposium over kinderen en armoede dat Saxion georganiseerd had bij gelegenheid van het afscheid van Harry Meulenkamp. Het thema was “Kinderen en Armoede”. Meulenkamp was jaren als docent verbonden aan
de Academie Pedagogiek en Onderwijs. In 2001 was hij een van de eerste lectoren (toen in de pers nog “topdocenten”
genoemd) bij Saxion. Veel actueler dan dit kan een symposium haast niet zijn: de week ervoor had de Kinderombudsman zijn Handreiking effectief kindgericht armoedebeleid aan de gemeenten aangeboden.
De meeste aandacht kreeg deze middag het werk van de Stichting Leergeld. Eigenlijk is die naam
|
Bron: http://bit.ly/1jVG0LQ |
niet helemaal juist, want de landelijke “Stichting Leergeld” is een vereniging
van 73 lokale initiatieven (die dan wel weer de stichtingsvorm hebben). Het
gemeenschappelijke doel is om kinderen uit arme gezinnen de mogelijkheid te
geven , mee te doen aan binnen- en buitenschoolse activiteiten. Op de eigen website formuleert Leergeld het
zo: “Leergeld heeft
als missie het voorkomen van sociale uitsluiting van kinderen uit
gezinnen met minimale financiële middelen. Leergeld biedt kansen aan kinderen
in de leeftijd van 4 tot 18 jaar om te kunnen deelnemen aan binnen- en
buitenschoolse activiteiten. Hierdoor kunnen ook deze kinderen hun sociale
vaardigheden en kennis zo optimaal mogelijk ontwikkelen en later als
volwassenen volwaardig participeren in de samenleving”.
Meulenkamp is zelf voorzitter van de Stichting Leergeld
Oost-Achterhoek, maar zijn maatschappelijke betrokkenheid reikt veel verder. In
2004 fungeerden hij en zijn vrouw als pleegouders voor Taida Pasic die, in een destijds geruchtmakende zaak, het land
uitgezet dreigde te worden, net voor ze haar eindexamen VWO zou afleggen.
Na het welkom door Jan-Auwke Diepenhorst, directeur van de APO, was het
woord aan Gaby van den Biggelaar, directeur van de landelijke vereniging
Leergeld. Zij schetste de organisatie en
de werkwijze van Leergeld en de urgentie van het probleem. Zoals gezegd is Leergeld
een koepel van ruim 70 lokale initiatieven. Elke lokale stichting is in hoge
mate autonoom (men bepaalt bijvoorbeeld zelf welke voorzieningen men verstrekt),
maar ook voor een groot deel verantwoordelijk voor de eigen
fondsenwerving. Door die lokale
inbedding is men in staat om in te spelen op specifieke behoeften en gebruik te
maken van het eigen lokale netwerk. Een
schoolvoorbeeld van de door de overheid zo gepromote civil society. Het landelijk
bureau bestaat slechts uit 2 fte aan betaalde krachten. De 1500 lokale
vrijwilligers vormen de ruggengraat van Leergeld.
Ondanks de hierboven geschetste diversiteit houden de lokale afdelingen
er wel een uniforme werkwijze op neer. Die ziet er als volgt uit:
- ouders (of leerkrachten) vragen bij een lokale
coördinator ondersteuning aan. Deze doet een eerste beoordeling om te zien of
de ouders aan het juist adres zijn;
- vervolgens legt een vrijwilliger een huisbezoek
af. Hij of zij neemt een inkomenstoets
af en inventariseert de hulpbehoefte. De
vrijwilliger kijkt tevens of er nog andere problematiek speelt. De
inkomenstoets is minder strikt dan bij bijvoorbeeld aanvragen voor bijzondere
bijstand of kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Leergeld kijkt vooral
naar het reëel besteedbare inkomen.
Iemand kan op papier een hoog inkomen hebben, maar bijvoorbeeld door een
schuldsaneringstraject weinig te besteden hebben;
- indien nodig vindt bemiddeling of doorverwijzing
naar een andere instantie plaats. Het kan bijvoorbeeld zijn dat er een
voorliggende voorziening is;
- als er hulp van Leergeld nodig is wordt die
geboden in de vorm van een gift of in natura.
Meestal kiest men voor een vorm waarin gewaarborgd is dat het geld ook
direct aan het kind ten goede komt en niet in bijvoorbeeld de huishoudpot (of nog erger: het saldotekort op de
bankrekening) verdwijnt;
- er is veel aandacht voor follow-up en nazorg.
Als er bijvoorbeeld geld gegeven wordt voor de contributie van een sportclub,
zal die in de meeste gevallen in de daarop volgende jaren ook nodig zijn.
|
Bron: http://bit.ly/1e9UzmV |
Zaken waarbij Leergeld hulp biedt zijn onder meer zwemles (door steeds
meer gemeenten uit het minimabeleid geschrapt),
sport (zowel contributie als uitrusting/kleding), aanschaf van een
fiets, een PC of laptop, hobbies, muziekschool of deelname aan culturele
activiteiten, scouting, de ouderbijdrage
voor school, aanschaf van schoolmiddelen en de kosten van excursies, kampen en
reizen. Bij dat laatste kon Van den
Biggelaar het niet laten, zich op te winden over de steeds extravaganter
excursies (en dito ouderbijdragen) die scholen menen te moeten organiseren,
zonder dat de onderwijskundige waarde daarvan duidelijk is. Van mijn eigen kinderen kan ik mij nog herinneren
dat we veel geld hebben moeten neerleggen voor een excursie naar Rome, die mijn
dochter – het moet gezegd – erg indrukwekkend vond. Als ik haar moet geloven
waren haar klasgenoten echter het grootste deel van de reis laveloos.
De eerste lokale afdeling van Leergeld werd in 1998 opgericht in
Tilburg. Daarna ging het hard. Inmiddels wordt er jaarlijks voor € 6.000.000
aan voorzieningen verstrekt. Het aantal geholpen kinderen neemt nog steeds toe:
in 2011 35.000;
in 2012 43.000;
in 2013 47.250.
Armoede onder kinderen is dan ook een groeiend problemen. Het Sociaal
en Cultureel Planbureau geeft jaarlijks
een zogeheten Armoedesignalement uit (gratis te downloaden). Om te bepalen hoeveel kinderen er in armoede
leven hanteert het bureau het zogeheten “niet veel, maar toereikend”- criterium
. Dit normbedrag is gebaseerd op de minimaal vereiste uitgaven voor voedsel,
kleding, wonen en sociale participatie. Zo gezien is het aantal kinderen dat in
armoede opgroeit gestegen van 377.000 in 2013 naar 384.000 in 2014. Het SCP
voorziet dat deze stijging nog tot 2016 zal doorgaan. Een belangrijke risicogroep vormen kinderen
uit eenoudergezinnen. Een alleenstaande ouder moet in veel gevallen minimaal
vier dagen per week werken om boven het bijstandsniveau uit te komen. En dat
was, blijkens een recent onderzoek van het NIBUD, in 2013 al niet meer
toereikend. Het bericht van het
NIBUD geeft een veelzeggend inkijkje in de huishoudboekjes van sociale minima. Een speciale groep vormen de “nieuwe armen”: zzp’ers, de
|
Bron: www.nibud.nl |
werkende
armen, en mensen die een goed inkomen en een goede opleiding hebben maar door een
echtscheiding en de gedwongen verkoop van hun huis in de problemen geraakt
zijn. In 2013 waren er voor het eerst evenveel mensen vanuit deze groep als
vanuit de groep mensen met een uitkering die een aanvraag voor schuldregeling
indienden.
Was het verhaal van Gaby van den Biggelaar nog redelijk neutraal, de
volgende spreker koos voor een heel andere benadering. Johan van Gemert is
diaken en vrijwilliger bij de Stiching Leergeld in, hoe kan het ook anders,
Gemert. Van Gemert maakte zijn intenties
meteen duidelijk. Armoede, zo stelde hij, wordt veel te vaak op een rationele,
afstandelijke manier benaderd door mensen die er niets van begrijpen. Er is
veel te weinig aandacht voor de emotionele kant van armoede. Hoewel zijn wat prekerige manier van spreken
(compleet met een priemende wijsvinger op het eind) bij mij vooral irritatie
opwekte, zette hij me toch aan het denken – misschien wel juist door de
eenzijdigheid van zijn betoog. Tot de
groep mensen die er niets van begrijpen rekende Van Gemert degenen, politici
voorop, die zeggen dat we in Nederland een sociaal vangnet hebben en dat
niemand tekort hoeft te hebben. Dat dat niet waar is hebben onder meer Nadja
Jungmann en Erica Schruer aangetoond in hun boekje “Paritas Passé” waarin ze
laten zien dat gezinnen onder het sociaal minimum kunnen zakken doordat
verschillende schuldeisers los van elkaar beslag kunnen leggen op delen van het
inkomen en (vooral)doordat de overheid zich een bevoorrechte positie als
schuldeiser heeft toegeëigend. Het
boekje is hier te downloaden.
Maar de opvatting dat er in Nederland geen armoede is, is nog om een
andere reden onjuist. Ik kan me nog herinneren dat we in de jaren ’80 , toen ik
een beginnend maatschappelijk werker was, met elkaar discussieerden over de
vraag of een TV en een telefoon tot de eerste levensbehoeften behoorden. De
meesten meenden van niet. Het internet,
toen nog ARPANET geheten, kon je op de achterkant van een sigarendoosje
uittekenen en niemand had een computer. Tegenwoordig twijfelt niemand meer over de
noodzaak van een telefoon en een TV en is zelfs een computer een eerste
levensbehoefte, wil je mee kunnen komen in de samenleving. De armsten in de samenleving lijken meer te
hebben dan ooit tevoren en toch is de kloof met de rest van de samenleving
groter dan een bijvoorbeeld 10 jaar geleden. Armoede is dan ook geen absoluut
gegeven, maar ontstaat wanneer je niet meer mee kunt doen met wat in de
samenleving als gangbaar beschouwd wordt.
Een benadering waar Van Gemert zich ook sterk tegen verzette is die
volgens welke armoede een gedragsprobleem is. In die visie hebben armen het aan
zichzelf te wijten. Ze hebben geen geld, maar wel een hond, een auto en een
dure flatscreen. Bovendien roken ze en vertonen ze een schrikbarend gebrek aan
initiatief. Van Gemert verweet de mensen die dit soort dingen zeggen en denken
een flagrant gebrek aan inlevingsvermogen. Voor een deel kan ik daarin meegaan.
Armoede houdt zichzelf vaak in stand. Verderop, bij de bespreking van het
verhaal van Meulenkamp, zal ik daar nog op ingaan. Bovendien zie je bij sommige
mensen die opgegroeid zijn in jarenlange armoede vaak een vorm van aangeleerde
hulpeloosheid. Op een gegeven moment verzet je je niet meer tegen je situatie
omdat je geleerd hebt dat het toch niets uithaalt. Voor een mooi artikel
daarover, zie http://youarenotsosmart.com/2009/11/11/learned-helplessness/
.
Toch was het verhaal van Van Gemert naar mijn smaak te eenzijdig.
Mensen maken soms ook verkeerde keuzes of weigeren zich neer te leggen bij hun
situatie. Ik ken ook mensen die willens
en wetens hun part-time baan weer hebben opgezegd, omdat ze hun
kwijtscheldingen en hun subsidies kwijtraakten en te weinig overhielden om
vroeg voor hun bed uit te komen. En natuurlijk kun je, zoals Van Gemert, zeggen
dat sommige mensen die in armoede opgroeien instanties wantrouwen en alle
mogelijke legale en illegale (hennepplantage in huis, zwartwerken) manieren
zoeken om inkomen te krijgen, maar moet je je daar dan als overheid of als
hulpverlener maar bij neerleggen?
|
Bron: http://www.armekant-eva.nl/jongeren/initiatieven-02.html |
Hoe het ook ligt, kinderen kunnen er niets aan doen. En de verhalen die
Van Gemert vertelde over hoe leerkrachten een kind soms nog extra isoleren
waren schokkend. Zoals het kindje, wiens moeder het schoolgeld nog niet betaald
had. De leerkracht schreef het bedrag op de hand van het kind: zoveel moest
moeder nog betalen. Natuurlijk wilden de
andere kinderen weten wat juf daar op de hand van het kind geschreven had. En
zo zijn er meer situaties waarin leerkrachten kinderen nodeloos buitenspel
zetten. De ervaring dat jij als enige, of als een van de weinigen, niet mee
kunt op kamp omdat je ouders het schoolgeld niet betaald hebben of omdat je
geen goed ondergoed hebt blijft je een leven lang bij. Te veel leerkrachten
realiseren zich dat niet.
Een situatie waarin het tijdelijk even tegenzit, bijvoorbeeld omdat een
van de ouders werkloos is geworden, daar komen kinderen wel overheen. Maar als
het langer gaat duren, ontstaat er sociaal isolement en dat is buitengewoon
schadelijk voor de ontwikkeling van kinderen. Van Gemert vertelde het verhaal
van het kind dat blij thuiskomt omdat het eindelijk een keer uitgenodigd is
voor een verjaardagsfeestje. De ouders moeten het kind dan vertellen dat het
niet kan gaan, omdat het binnenkort zelf jarig is en er geen geld is om een
feestje te geven en andere kinderen terug te vragen. Ook in dergelijke situaties kan Leergeld soms
helpen met een klein bedrag voor een cadeautje en een kinderfeestje.
Na de pauze was het woord aan Henk Groothuis, bestuurslid van de
Stichting Leergeld Deventer. Zijn
verhaal voegde niet zo heel veel toe aan dat van Van den Biggelaar, maar het
was wel interessant om te horen hoe zo’n lokale stichting de boel draaiende houdt:
investeren in een goed netwerk, met het bedrijfsleven, maar ook met scholen en
verenigingen, zorgen dat je af en toe positief in het nieuws komt en dan
gebruik maken van je hoge aaibaarheidsfactor en waar mogelijk je contacten
aanwenden om het beleid te beïnvloeden. Dat doe je niet maar zo even, maar dat
vergt een jarenlange investering in je netwerk.
De Stichting in Deventer heeft een betaalde coördinator (0,6 fte), maar
ook hier wordt het echte werk gedaan door de vrijwilligers. Groothuis vertelde
dat die voor een deel afkomstig waren uit de doelgroep. Daarbij moest ik in
eerste instantie denken aan mensen die de armoede zelf meegemaakt hadden, maar
hij bleek te doelen op vrijwilligers die afkomstig waren uit diverse etnische groepen.
Hoewel het een vrijwilligersorganisatie is moet hij gemanaged worden als een
bedrijf. Dat betekent: een zakelijke aanpak, werken met protocollen, goed
getrainde vrijwilligers en een strak logistiek proces. In Deventer houdt dat
onder meer in dat men werkt met leergeld-cheques, waardebonnen die gezinnen
kunnen inleveren bij een vereniging of een school. Die vult dan het juist
bedrag in. De gezinnen krijgen geen geld, omdat de kans te groot is dat het dan
niet bij het kind terechtkomt. Overigens denkt de Kinderombudsman met zijn advies om kindpakketten te verstrekken op dezelfde manier. Belangrijk is ook om zuinig te zijn op je vrijwilligers. Die worden goed
getraind en begeleid en krijgen regelmatig een symbolische blijk van
waardering, bijvoorbeeld in de vorm van een vrijwilligersavond.
De meest interessante bijdrage kwam van het feestvarken zelf, Harry Meulenkamp. Als psycholoog wist hij een
boeiend verhaal te houden over Armoede
als risicofactor in de opvoeding. Het enige minpunt was dat hij in zijn
bevlogenheid probeerde om een verhaal van anderhalf uur in 30 minuten te
proppen. Daardoor ging soms waardevolle informatie verloren. Meulenkamp hield
een hartstochtelijk pleidooi voor meer aandacht in de lerarenopleidingen voor
het herkennen van signalen van armoede en het leren omgaan ermee. Armoede is namelijk, als je er gevoelig voor
bent, wel degelijk zichtbaar in de klas. Hij noemde een aantal signalen:
- ·
zonder ontbijt en/of zonder brood naar school
komen;
- ·
steeds dezelfde kleding dragen, kleren die niet
fris ruiken
- ·
onvoldoende lichamelijke verzorging
- ·
slecht of kapot schoeisel
- ·
moe zijn, slaperigheid, bleek zien
- ·
stagnaties in het leren.
De gevolgen van armoede zijn te ernstig om de bestrijding ervan alleen
aan vrijwilligers over te laten. Professionals hebben hier ook een taak in,
aldus Meulenkamp. Armoede beïnvloedt
langs diverse mechanismen de ontwikkeling van een kind.
Allereerst kunnen voedingstekorten of eenzijdige voeding de
ontwikkeling van de hersenen ongunstig beïnvloeden. De werking van het limbische systeem kan
erdoor beïnvloed worden. Onderdeel van dat systeem zijn de amygdalae, kleine
kernen van neuronen die belangrijk zijn in
|
Een van de amygdalae Bron: http://neurotechzone.com/posts/201 |
het koppelen van emoties aan
waarnemingen en in het opslaan van emotionele herinneringen. Antonio Damasio
heeft laten zien dat emoties belangrijk zijn om goede beslissingen te kunnen
nemen. Kort gezegd komt het er op neer dat we
op twee manieren beslissingen kunnen nemen: op basis van een rationele afweging
van voor- en nadelen, maar als de tijd daarvoor ontbreekt ook op basis van
emoties. Als we emoties op een goede
manier koppelen aan onze waarnemingen, nemen we betere beslissingen. Als er, bijvoorbeeld vanwege een tekort aan
de juiste voedingsstoffen, iets mis gaat in de ontwikkeling van dat limbische
systeem kunnen we dus ook minder goed beslissingen nemen.
Een tweede mechanisme waarlangs armoede de sociale en cognitieve
ontwikkeling van het kind beïnvloedt is via stress. Langdurige armoede leidt
bij de ouders tot stress. Uit mijn tijd als schuldhulpverlener weet ik dat het
piekeren nooit ophoudt als je schulden hebt. ’s Avonds in bed lig je te rekenen
hoe lang het nog duurt voor je weer geld krijgt en wat je in de tussentijd
allemaal nog moet betalen. Ik herinner
me het verhaal van de vrouw die op zaterdag pas de voordeur durfde te openen
omdat er dan geen deurwaarders en ook geen post meer konden komen. Het maakt het moeilijker voor ouders om nog
oog te hebben voor en te genieten van hun kind. Een goede opvoeder zijn is
moeilijk als je langdurig met stress te maken hebt.
Structurele armoede leidt ook bij kinderen tot langdurige stress.
Langdurige stress beïnvloedt het afweersysteem en dus de gezondheid, maar ook
het cognitief functioneren. Langdurige stress kan ook tot depressie leiden en
de psychodiagnostisch werkers zullen je kunnen vertellen dat depressie kan
leiden tot een slechtere score op een IQ-test en andere tests die het cognitief functioneren
meten. Stress bij kinderen kan via sociaal leren overgenomen worden van de
ouders. Ik las ooit het verhaal van een volwassene die in armoede opgegroeid
was. Hij vertelde dat bezoek krijgen voor hem een heel andere emotionele lading
had dan voor andere kinderen. Als bij andere kinderen de deurbel ging waren ze
nieuwsgierig: wie zou er aan de deur staan. Bij hem thuis moesten de kinderen
altijd onder de tafel duiken, zodat niemand zou zien dat er iemand thuis was.
Een vierde mechanisme dat maakt dat armoede leidt tot
ontwikkelingsachterstanden is dat van het sociaal isolement. Hiervoor heb ik al voorbeelden gegeven van
hoe kinderen leren dat ze niet spontaan met andere kinderen mee kunnen doen.
Een verjaardagsfeestje bezoeken kan niet, omdat je je klasgenoot niet terug
kunt uitnodigen, als je al geld hebt voor een cadeautje. Mee op kamp kan niet
omdat er geen geld is voor toiletspullen en net ondergoed. Schaamte speelt ook vaak een rol. Kinderen
zijn loyaal aan hun ouders en leren al jong dat ze bepaalde zaken geheim moeten
houden. Ook dat kan tot stress en tot
belemmeringen in de interactie met andere kinderen leiden. Zo zijn er nog wel
meer voorbeelden te bedenken die, nog afgezien van pesterijen waaraan sommige
kinderen ook blootgesteld kunnen worden, hun impact hebben op de
sociaal-emotionele ontwikkeling.
Een vijfde mechanisme, waarover
recent een boek verschenen is (“Schaarste”) van de hand van Mullainathan
en Shafir is dat van de schaarste. Schaarste,
zo stellen zij, vermindert de bandbreedte van het denken. Mensen raken gefocust op de korte termijn en
op het verminderen
|
Sendhil Mullainathan en Eldar Shafir Bron: http://www.mavenpublishing.nl/auteurs/mullainathan-en-shafir/ |
van de schaarste en hebben daardoor minder ruimte om te
denken. Mullainathan en Shafir verwijzen onder meer naar onderzoek onder
rijstboeren in Azië. Hun inkomsten wisselen sterk. Vlak na de oogst hebben ze
relatief veel geld; verderop in het jaar moeten ze echt de broekriem aanhalen.
Op zo’n moment blijken ze gemiddeld 13 punten lager te scoren op een IQ-test
dan vlak na de oogst. Een mooi artikel over de invloed van schaarste op het
denken en over het boek van Mullainathan en Shafir is Rutger Bregman’s artikel “Waaromarme mensen domme dingen doen” .
Overigens moeten armen zich soms, ook los van eventuele beperkingen in
het denken, wel op de korte termijn richten, omdat ze simpelweg het geld niet
hebben om zich op de lange termijn te richten.
Ze moeten nieuwe schoenen kopen als ze toevallig geld hebben en niet als
er een uitverkoop is, of ze kopen dingen in kleine hoeveelheden, ook al is dat
relatief duur. Iemand die dat treffend
beschreven heeft is de Amerikaanse journaliste Barbara Ehrenreich. Ehrenreich, universitair geschoold, besloot
om gedurende een jaar het leven te gaan leiden van de working poor in Amerika.
Ze vertrok met 1000 dollar op zak naar Florida en ging daar op zoek naar
huisvesting en een baan. Hoewel ze snel werk vond lukte het haar niet het hoofd
boven water te houden. Haar spaarpotje verdween als sneeuw voor de zon en haar
gezondheid holde achteruit. Het boek van Ehrenreich is in het Nederlands
vertaald als “De achterkant van de Amerikaanse droom”. Een welwillende recensie uit
onverdachte hoek vind je hier. Overigens, als je zelf eens wilt ervaren met welke dilemma’s een “working
poor” in de VS geconfronteerd wordt, dan is de game SPENT een eye-opener. Hij
is ontwikkeld door een hulpverleningsorganisatie uit Durham, North Carolina. Je
begint de maand met 1000 dollar en je enige opgave is om het eind van de maand
te halen. Dat lukt alleen als je keihard voor jezelf en je omgeving bent. Maar
dat ontdekte ik pas nadat ik eerst een paar keer halverwege de maand gestrand
was.
Een laatste mechanisme, dat wel lijkt op dat van Mullainathan en Shafir
is het gegeven dat wilskracht beperkt is. Mensen moeten voortdurend keuzes maken,
bijvoorbeeld tussen behoeftebevrediging op korte termijn en de belangen op de
langere termijn. Mensen in armoede
moeten die keuzes veel vaker maken, omdat de marges bij hen veel kleiner zijn.
Als zij besluiten om met de kinderen naar de McDonald’s te gaan moet er ergens
anders bezuinigd worden. Kort gezegd komt de theorie van de “depletable
self-control” er op neer dat zelfbeheersing tonen er toe leidt dat je je bij
een volgende gelegenheid gemakkelijker laat overhalen om iets onverstandigs te
doen. Ik kan er nog veel meer over vertellen, maar ik heb het allemaal al eens
beschreven in deze blogpost .
Dat ik zoveel aandacht besteed aan Harry Meulenkamp is omdat zijn
verhaal verreweg het interessantst was. Jammer dat zo’n man met pensioen gaat!
Na Meulenkamp volgende de eregast van die middag, staatssecretaris Jetta
Klijnsma. En hoewel Klijnsma altijd een aanstekelijk enthousiasme uitstraalt,
was haar verhaal inhoudelijk toch wat vlak. Ze beschreef vooral wat het kabinet
aan armoedebestrijding doet. Daarvoor is, ondanks de bezuinigingen, in 2013 een
bedrag van 20 miljoen euro uitgetrokken. In 2014 loopt dat op naar 80 miljoen
om dan vanaf 2015 jaarlijks 100 miljoen te bedragen. Het beleid is, behalve op directe verlichting
van de nood, vooral gericht op ondersteuning van lokale initiatieven en het
stimuleren van kennisontwikkeling en –uitwisseling bij en tussen die
plaatselijke actoren. Klijnsma onderstreepte het belang van de bestrijding van
armoede onder kinderen. Ze verwees onder meer naar het rapport “Kinderen in tel”.
Dat laat aan de hand van elf indicatoren op basis van het
VN-Kinderrechtenverdrag zien in welke Nederlandse gemeenten er positieve
ontwikkelingen zijn, maar ook waar de verschillen in leefsituatie zitten. Het
laat ook zien dat kinderen die in armoede opgroeien een grotere kans lopen op
verwaarlozing, mishandeling en sociaal isolement. Het rapport is te downloaden
op http://www.kinderenintel.nl/ Ook Klijnsma pleitte tenslotte voor een beter
bewustzijn van de problematiek bij professionals in zorg, welzijn en onderwijs.
"We moeten als professionals een antenne voor kinderarmoede ontwikkelen.”
Daarvoor is nodig dat opleidingen meer aandacht besteden aan armoede, schuldenproblematiek en de effecten daarvan op mensen. Harry Meulenkamp noemde de Academie Mens en Maatschappij als een van de weinige Academies waar dit ingebed was in het programma, maar ook voor andere Academies en andere studierichtingen zou dit zeer wenselijk zijn.
Enkele handige webadressen:
Jeugdsportfonds : http://www.jeugdsportfonds.nl/
|
Bron: http://voorleusden.nl/2014/03/kans-voor-mijn-kind/ |
Op Kans voor mijn Kind kunnen arme gezinnen informatie over geldzaken en minimaregelingen vinden. Hoe kan
je begroting er uit zien als je twee kinderen hebt, maar het moet stellen met
een minimuminkomen? Hoe bespaar je op dagelijkse uitgaven? Gemeenten kunnen zich aansluiten bij de website en zo hun gemeentelijke
regelingen en voorzieningen onder de aandacht brengen. Via onder meer scholen,
sportverenigingen, gemeenten en diverse media zal de website bekend worden
gemaakt. De gemeente Utrecht sluit als eerste gemeente aan op de website.
De website is een initiatief van het Nibud en
Stimulansz en mede mogelijk gemaakt door het ministerie van SZW.